Ongedierte

Over het algemeen zijn levende organismen binnen musea ongewenst. Het gaat niet alleen om ratten of muizen, vooral insecten vormen vaak een probleem. Preventieve maatregelen kunnen het gebruik van schadelijke bestrijdingsmiddelen tot een minimum beperken.

Soorten ongedierte

Levende organismen zijn verantwoordelijk voor biologische afbraak. Hoewel ze  slechts  hun taak als opruimers in de natuur vervullen, beschouwen we ze in musea als ongewenst en schadelijk. Bij ongedierte wordt onderscheid gemaakt tussen vogels (2 poten), knaagdieren, vleermuizen en huisdieren (4 poten), insecten (6 poten), spinnen (8 poten), pissebedden, duizendpoten (meer dan 8 poten).

Schadelijke insecten

Het zijn vaak de problemen met insecten waar collectiebeheerders mee worstelen. Van de vele duizenden insectensoorten zijn er gelukkig maar zo’n dertig echt schadelijk voor collecties. Wanneer insectenschade wordt ontdekt of insecten in de collectie zijn aangetroffen, moeten ze eerst worden geïdentificeerd. Dat helpt bij het bepalen hoe serieus het probleem is en welke maatregelen noodzakelijk zijn. Op grond van hun gedrag en de schade die ze veroorzaken zijn de insecten in 4 typen verdeeld:

  • houtboorders
  • kevers en motten
  • bewoners
  • bezoekers

Geïntegreerde bestrijding

Geïntegreerde bestrijding (in het Engels ‘Integrated Pest Management, IPM) is een strategie die ernaar streeft het gebruik van schadelijke bestrijdingsmiddelen en methoden tot een minimum te beperken. Dit kan door de juiste preventieve maatregelen te treffen, vroegtijdige detectie van ongedierte en door verantwoorde omgang met het erfgoed. Wanneer er desondanks toch ergens insecten opduiken, worden die zoveel mogelijk met voor mens, milieu en materiaal veilige, niet-toxische methode bestreden.

Meer informatie over insectenbestrijding

Informatie over insecten en de vijf stappen van geïntegreerde bestrijding is te vinden in: