Certificaten voor opgravingsbedrijven

Op grond van de Erfgoedwet moet een bedrijf of organisatie zijn gecertificeerd om archeologische resten op te graven. Onder opgravingen wordt ook het bodemverstorend vooronderzoek, waaronder het uitvoeren van booronderzoek, verstaan.

Organisaties die professioneel opgraven, kunnen bij verschillende certificerende instellingen een certificaat aanvragen. Deze instellingen toetsen op regelmatige basis de werkzaamheden en de kwaliteitsborging van de archeologische organisatie.

De kwaliteitsnorm

Als een organisatie kan aantonen dat de werkzaamheden conform de kwaliteitsnorm archeologie (KNA) worden uitgevoerd, komt die in aanmerking voor certificering. Bij onvoldoende naleving van de kwaliteitsnorm kan een certificaat worden ingetrokken.

De kwaliteitsnorm is opgesteld door de beroepsgroep zelf en vastgesteld in het Centraal College van Deskundigen Archeologie. De archeologische sector heeft immers zelf de meeste kennis over een goede manier van opgraven. Voor elke stap in de cyclus van de archeologische monumentenzorg bestaan beoordelingsrichtlijnen en protocollen.

Verschillende certificaten

Wie inventariserend veldonderzoek op het land of onder water wil uitvoeren, wil opgraven en werkzaamheden in of op waterbodems archeologisch wil begeleiden, heeft voor elk van deze activiteiten een certificaat nodig. Om zich te onderscheiden in de markt en de kwaliteit van de werkzaamheden aan te tonen kan een organisatie bovendien vrijwillig certificaten aanvragen voor bureauonderzoek, het schrijven van programma’s van eisen, specialistisch onderzoek en depotbeheer.

Uitzonderingen

Een aantal partijen is onder bepaalde voorwaarden uitgezonderd van de certificeringsplicht. Het gaat om universiteiten, buitenlandse bedrijven (conform de dienstenrichtlijn), verenigingen van archeologische vrijwilligers en detectoramateurs.