Participatie als basisvoorziening?

Weblog

Burgerparticipatie groeit. Steeds meer inwoners willen eigen vragen stellen aan het bodemarchief, actief hun handen uit de mouwen steken en meer leren over de ontwikkeling van hun woonomgeving. Steeds meer archeologen denken na over de vraag hoe archeologie een actieve bijdrage kan leveren aan een betere samenleving. Wat valt op en wat kan beter? Op het Archeologieplatform van de RCE op 20 januari vertelden Heleen van Londen van de Universiteit van Amsterdam en Monique van den Dries van de Universiteit Leiden over hun onderzoek naar burgerparticipatie en burgerinitiatief in de archeologie. Ook deelden zij recepten voor burgerparticipatie.

Foto van een archeoloog in het veld met een scholier die hem helpt
Beeld: ©CARE
Het project Community Archaeology in Rural Environments (CARE) betrekt bewoners én hun tuin bij onderzoek naar de ontwikkeling van historische dorpen in Het Groene Woud.

Lezingen, tentoonstellingen, boekjes, televisieprogramma’s tot lespakketten op scholen: het is jarenlang de gangbare route voor het bereiken van burgers. Het accent ligt op kennisdelen, passend bij het Verdrag van Malta (1992). Resultaat? Experts deelden vooral hun kennis en burgers ‘consumeren’ .  

Bewoners willen stem laten horen

Maar dit beeld kantelt. Van Londen, Van den Dries en Stella Landskroon van Landskroon Archeologie onderzochten circa vijftig projecten van burgerparticipatie en interviewden betrokkenen. Ze bundelden de resultaten in de publicatie 'Over lokalisme, liefdewerk en lonkend perspectief. Verkenning naar participatie en burgerinitiatief in de Nederlandse archeologie.' In deze ‘participatieve praktijk’ willen bewoners niet alleen ’consumeren’, maar ook hun stem laten horen als het gaat om erfgoed. Soms ook nemen ze zelf het initiatief. Vaak gaat het dan om de reconstructie of restauratie van een betekenisvol gebouw – denk aan DOMunder, Paleis Lofen, een dorpshuis, kerk of kasteel, waarbij vrijwilligers samen optrekken in stichtingen en verenigingen.

Verdrag van Faro

Deze ontwikkeling sluit aan bij de doelstelling van het Verdrag van Faro (2005), waar het accent ligt op het eigenaarschap van burgers: waarom wordt erfgoed bewaard, voor wie en hoe zijn zij betrokken? Het Verdrag van Faro stelt niet het materiële aspect van erfgoed centraal maar de meerwaarde voor de samenleving. Daarmee introduceert Faro een nieuwe manier van denken in de omgang met erfgoed, schrijven Van Londen, Van den Dries en Landskroon. Overheden en archeologische experts kunnen hun steentje bijdragen aan het oplossen van brede maatschappelijke opgaven, van duurzaamheid, sociale cohesie tot welzijn. Burgers doen op hun beurt actief mee met voor hen georganiseerde projecten. Of ze zetten zelf activiteiten op.

Voldoening

Bezig zijn met archeologisch erfgoed geeft burgers voldoening, constateren de onderzoekers. Daarbij gaat het niet alleen om inhoudelijke opbrengsten. Mensen worden bijvoorbeeld lid van een vereniging om gelijkgestemden te ontmoeten en doen mee aan een onderzoek om lekker buiten bezig te zijn. Het ontsluiten van het ‘verborgen verleden’ voor veel mensen vinden zij belangrijk, omdat archeologisch erfgoed waarde toevoegt aan de plek waar mensen wonen. Ook voor het werkveld levert de inzet van vrijwilligers voordelen op: het archeologisch beroep krijgt meer aandacht en er ontstaat meer draagvlak voor het vak. Een aantal vrijwilligers brengt ook veel kennis in. Hebben ze meegeholpen met de realisatie van een tentoonstelling of oudheidskamer? Dan nemen ze hun familie en vrienden mee. En wordt meteen een nieuwe groep mensen bereikt.

Meeste projecten zijn eenmalig

Toch zijn er ook kanttekeningen te maken bij de prille groei van burgerparticipatie. Zo blijft burgerinitiatief achter: burgers die zelf activiteiten op archeologisch gebied initiëren. ‘Hierdoor is de maatschappelijke betrokkenheid in hoge mate afhankelijk van beroepsarcheologen en beleidsuitvoering op basis van kortlopende projectfinanciering.’ Het gros van de projecten zijn namelijk eenmalig en kortstondig. Er zijn wel structurele initiatieven, maar die leggen meestal geen verbinding met het sociale en kennisdomein en draaien vooral om het betrekken van mensen bij de openbare ruimte en toerisme.

Aanbevelingen

Om te bouwen aan een stevige en vruchtbare bodem voor burgerparticipatie, komen de onderzoekers met een aantal aanbevelingen. Zij benadrukken het belang van het ontwikkelen van een visie op de maatschappelijke waarde van de archeologie. ‘Op wat voor manier bevordert burgerparticipatie in de archeologie bijvoorbeeld sociale cohesie (…)?’ Ook noemen ze het van belang om onderscheid te maken tussen doel en middel. ‘Wees bij de uitvoering transparant over ‘het waarom’ van participatie.’ Dat vergroot de kans op succes, schrijven Van Londen en Van den Dries.  Nu zijn doelen vaak zeer divers en impliciet. ‘Heldere uitgangspunten en kaders helpen de doelen, doelgroepen en financieringsbronnen te bereiken.’ Ook zou de sector de eigen doelen moeten laten aansluiten op de behoeften in de samenleving.

Aansluiten op behoeften samenleving

Om ruimte te maken voor burgerparticipatie is het tot slot hard nodig dat deze structureel en duurzaam wordt gemaakt.  ‘Zet als overheid in op structurele financiering van deze nieuwe praktijk. Zie participatie als een basisvoorziening.’ Daarnaast pleiten ze ervoor om te investeren in evaluatie,  zodat resultaten duidelijker in beeld kunnen worden gebracht.

Foto van een archeoloog en twee kinderen bij een diepe kuil
Beeld: ©CARE
Het project Community Archaeology in Rural Environments (CARE) betrekt bewoners én hun tuin bij onderzoek naar de ontwikkeling van historische dorpen in Het Groene Woud.

Online uitzending

Op het Archeologieplatform van de RCE op 20 januari presenteerden Van Londen en Van den Dries hun onderzoek en deelden recepten voor burgerparticipatie. De bijeenkomst is online terug te kijken.