Welke rol heeft cultuurhistorie bij de revitalisatie van wederopbouwwijken?

Na de Tweede Wereldoorlog werden in Nederland in hoog tempo wederopbouwwijken gebouwd. Deze wijken waren ruim en groen van opzet, de woningen modern en licht. Vanaf het einde van de 20ste eeuw voldeden de woningen en wijken niet meer aan de wooneisen. In diverse wijken vonden daarom fysieke herstructureringsprojecten plaats. Ook op sociaal-maatschappelijk gebied werd ingegrepen. De provincie Overijssel deed in 2015 onderzoek naar de rol van cultuurhistorische waarden bij deze en toekomstige interventies.

Tijdens het programma NOBO (Naoorlogs Bouwen in Overijssel 2005-2009) had de provincie Overijssel de cultuurhistorische waarden van alle wederopbouwwijken al in beeld gebracht. Bovendien had de provincie onderzocht hoe bewoners de identiteit van deze wijken waardeerden. Na de aanwijzing in 2011 van dertig wederopbouwwijken van nationaal belang wilde Overijssel ook graag de effecten van fysieke en sociale ingrepen op de cultuurhistorische waarden van en de leefbaarheid in de wederopbouwwijken onderzoeken.

Onderzoek in Deppenbroek en Holtenbroek

Dit onderzoek, Licht, Lucht en Ruimte 2.0, concentreerde zich op de interventies in de wederopbouwwijken Deppenbroek (Enschede) en Holtenbroek (Zwolle). De centrale onderzoeksvraag was: welke effecten hebben de interventies op de cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van deze wijken. Het onderzoek had tot doel de verkregen inzichten te kunnen inzetten bij de bewustwording van de bewoners van de kwaliteit van de openbare ruimte, en zo draagvlak te creëren voor de rol van cultuurhistorie bij interventies. Bovendien streefde het onderzoek naar nauwe betrokkenheid van de bewoners van de wijken bij revitaliseringsprojecten. Deelnemers aan het onderzoek waren Het Oversticht, het Verwey-Jonker Instituut, de gemeenten Enschede en Zwolle, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), en in een later stadium ook de bewoners van de twee wijken.

‘Per wijk zouden, vanuit verschillende disciplines, de kwaliteiten bekeken moeten worden. Die zouden gezamenlijk de drager moeten zijn voor nieuwe ingrepen.’ Marieke van Zanten, Het Oversticht

Bureauonderzoek

Eerst is een bureauonderzoek gedaan naar de cultuurhistorische kwaliteiten van de wijken. Vanuit welke visie waren de wijken gebouwd? Hoe waren de wijken ontworpen? En welke interventies hadden in het verleden plaatsgevonden? De antwoorden op deze vragen vormden de basis voor een cultuurhistorische waardering van de bestaande openbare ruimte.

Op wijksafari

Vervolgens zijn met de bewoners ontdekkingstochten door de wijk gemaakt. De verhalen van de bewoners leverden veel informatie op over de beleving, identiteit en beeldvorming van en de veranderingen in de wijk.

Een groep mensen staat in het gras in een wijk
Beeld: ©Het Oversticht
Op stap om de wijken te verkennen.

Samen vervolgstappen opstellen

Ten slotte hebben onderzoekers van Het Oversticht en het Verwey-Jonker Instituut hun conclusies gedeeld met de bewoners van Deppenbroek en Holtenbroek. Samen heeft men vervolgens gekeken naar toekomstige opgaven.

‘Wederopbouwwijken is een werkwoord; het betrekken van bewoners daarbij een must.’ Bart Buijs, Het Oversticht

Rapport: conclusies en aanbevelingen

Met een rapport, een aansprekend magazine en een symposium werden de onderzoeksresultaten geborgd en breed gedeeld. Op die manier kunnen de waarden en identiteit van het wederopbouwerfgoed bij latere interventies een belangrijke rol spelen. Het rapport bevat een toelichting op de cultuurhistorische betekenis van de wijken, de ingrepen die hebben plaatsgevonden en de beleving van de wijkbewoners. Bovendien staan er in het rapport aanbevelingen voor wijkverbeteringen en voor een goede aanpak van de herstructurering van wederopbouwwijken.

Geen aandacht voor cultuurhistorische waarde architectuur

Uit het onderzoek blijkt dat er bij herstructureringsprojecten in Deppenbroek en Holtenbroek geen expliciete aandacht is geweest voor de cultuurhistorische waarden van de architectuur. Opvallend genoeg lijken bewoners dit niet erg te vinden. In Holtenbroek zijn ze bijvoorbeeld trots op het nieuwe winkelcentrum en de ‘poort’ naar de wijk (het Deltion College); twee interventies die breken met de oorspronkelijke ontwerpgedachten voor de openbare ruimte.

‘Anticiperen op de wensen van bewoners en de eisen van deze tijd is een voorwaarde voor een fijne leefomgeving in deze wijken.’ Bart Buijs, Het Oversticht

Anders omgaan met groen en bebouwing

Verder concludeert het onderzoek dat er in Deppenbroek en Holtenbroek heel verschillend met het bestaande groen en de bebouwing is omgegaan. In Enschede waren vooral woningcorporaties aan zet, lag de nadruk op (snelle) vernieuwing van de woningbouw, en minder op een integrale aanpak van de wijk. In Zwolle was de aanpak zorgvuldiger en had de gemeente een meer sturende rol in de wijkverbetering.

Een zandpad door een nieuwbouwwijk
Beeld: ©Het Oversticht
Nieuwbouw in Holtenbroek.

Magazine: veel aandacht voor groen

In het magazine zijn alle onderzoeksresultaten aantrekkelijk beschreven en met foto’s verbeeld. Het magazine start met een algemene introductie over de wederopbouw in Nederland, en zoomt vervolgens in op de bouw van Deppenbroek en Holtenbroek en op de interventies die daar plaatsvonden. Daarbij ligt de nadruk op de verandering van het groen en hoe de kwaliteit van het groen in de toekomst behouden kan blijven en verbeterd kan worden. Bewoners denken daarbij vooral aan praktische mogelijkheden, zoals bankjes langs wandelroutes en hekjes rondom trapveldjes. Ook leefregels, zoals het verbod op honden en grofvuil, kunnen bijdragen aan de groenkwaliteit, evenals regelmatig overleg tussen gemeente en bewoners.

‘In mooie plannen kun je niet wonen!’

In maart 2016 organiseerde Het Oversticht in Zwolle In mooie plannen kun je niet wonen! Of wel? Minisymposium over de toekomst van de wederopbouwwijk. Tijdens deze bijeenkomst werden de kansen voor wederopbouwwijken verkend. Dat er groeiende waardering is voor de naoorlogse wijken bleek onder meer uit de positieve uitlatingen van diverse wethouders aan het einde van het symposium.