Ordenen

De rijksoverheid neemt haar verantwoordelijkheid als het gaat om het afstemmen van ruimtelijke claims. Ze leidt de groei in goede banen, verdeelt de welvaart over het hele land en bekommert zich om het milieu. Het ruimtelijkeordeningsbeleid maakt in de periode Post 65 een transitie door. De idealistische maakbaarheidsgedachte wordt steeds meer als diskwalificerend en betuttelend gezien. Onder invloed van het neoliberalisme verliest de ruimtelijke ordening haar sociale en verheffende kant en wordt een strijd om de schaarse ruimte.

Een kaart met alle autowegen in Nederland in 1964. Lijnen van wegen die gebouwd gingen worden tussen 1965-1970 en na 1970.
Beeld: ©Wikimedia Commons / Dutch House of Representatives, CC0
Rijkswegenplan 1964.

Steden en verkeer

Door de sterke groei van de economie en de bevolking is meer ruimte nodig. De pragmatische instelling van de rijksoverheid leidt tot het maken van nieuw land. De laatste IJsselmeerpolder wordt in 1967 drooggelegd. Zuidelijk Flevoland biedt, meer dan de eerdere polders, ruimte voor stedelijke functies, bedrijventerreinen, recreatie- en natuurgebieden. Toch blijft de Randstad dichtslibben. De Tweede Nota Ruimtelijke Ordening (1966) beperkt stedelijke groei door in de buurt van de grote steden groeikernen aan te wijzen. Voor het groots ingezette spreidingsbeleid zet de overheid het voorbeeld door ook rijksdiensten naar andere delen van Nederland te verplaatsen.

De welvaartsgroei leidt tot massamotorisatie. De wegen kunnen de sterk groeiende verkeersstroom van auto’s - deels veroorzaakt door forensenverkeer tussen de steden en de groeikernen - niet aan. In 1968 stelt de overheid het omvangrijkste en kostbaarste Rijkswegenplan vast. Ook het spoorverkeer verandert door de forensen. Groeikernen en voorsteden krijgen eenvoudige, gestandaardiseerde voorstadstations. Er komen nieuwe spoorlijnen: de Zoetermeerlijn, de Flevolijn en de Schiphollijn. In de jaren tachtig ontstaat opnieuw aandacht voor stationsarchitectuur.

Zwart-wit foto een graafmachine met mannen ernaast.
Beeld: ©Nationaal Archief / Koch, Eric / Anefo, CC0
Dijk dicht van de nieuwe Zuid-Flevopolder.

Nederland promoot zich internationaal als Gateway to Europe en laat Schiphol en de Rotterdamse haven ongebreideld groeien. Maar het vliegverkeer en toenemend vrachtvervoer veroorzaakt hinder, waardoor de overheid maatregelen moet nemen, zoals de Wet geluidshinder en de Wet milieubeheer (1979), ter bescherming van de omwonenden.

Water, landbouw en landschap

Met de uitvoering van de Deltawerken wordt op het gebied van waterveiligheid een norm gesteld. Het beheer van de grote rivieren valt voortaan onder het Rijk. De aanzienlijke dijkverzwaring, die zonder inspraak en toetsing tot stand komt, leidt tot een conflict met mensen die de landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden van het rivierenlandschap beschermen. In 1975 installeert de overheid de Commissie Rivierdijken die voortaan de plannen landschappelijk toetst. De eerste Eo Wijersprijsvraag in 1985 heeft als thema Nederland-Rivierenland. De winnaar is Plan Ooievaar, een combinatie voor de aanpak voor riviergerelateerde vraagstukken, te weten landbouw, delfstofwinning, rivierbeheer, natuur, recreatie en verstedelijking.

De relatie tussen landbouw en landschap is eind jaren zestig al een onderwerp van discussie, waarbij steeds gewezen wordt op het belang van een goede afweging tussen behoud en ontwikkeling van natuur en landschap, infrastructuur en openluchtrecreatie. In de jaren tachtig komt daar het belang van cultuurhistorie bij. Door Plan Ooievaar, de Landinrichtingswet, de Nota Landschap en het Programma Ruimte voor de Rivier neemt de landschappelijke waarde een volwaardige positie in bij ontwikkelingsplannen. Met de vervanging van de Ruilverkavelingswet door de Landinrichtingswet (1985) ligt de nadruk minder op de landbouw en worden recreatie, natuurinrichting en infrastructuur ook als sturend principe erkend.

Zwart-wit foto van auto's die rijden over de snelweg.
Beeld: ©Nationaal Archief / Croes, Rob C. / Anefo, CC0
Nieuw weggedeelte A28 met grote geluidswal bij Zeist open voor verkeer.

Woonmilieu

In tijd staat de periode 1965-1990 tussen twee door de rijksoverheid gestuurde woningbouwopgaven, die vooral draaien om kwantiteit: de wederopbouw en Vinex. In de tussenliggende decennia stimuleert de rijksoverheid kwaliteitsverbetering van de bebouwing en de leefomgeving met een grote hoeveelheid subsidies. Het Programma Experimentele Woningbouw resulteert in een keur van vernieuwende woningontwerpen. Er is ook ruimte voor bewonersparticipatie die de kwaliteit van het woonmilieu en de belevingswaarde van de gebouwde omgeving ten goede moeten komen.

Democratisering, emancipatiebewegingen en een toenemend individueel zelfbewustzijn leiden tot een architectuurbeeld waarin identiteit en de menselijke maat als uitgangspunt gelden. Architecten en stedenbouwkundigen ontwerpen vanuit een sociale ideologie, die zich sterker dan voorheen manifesteert in vorm. De wens om woonmilieus te scheppen die aanknopingspunten bieden voor sociale interactie, resulteert in bloemkoolwijken, woonerven, stadsvernieuwing, bouwen voor de buurt en ruimten en gebouwen waarin (zoveel mogelijk) functies worden vermengd.

Beeld: ©Nationaal Archief / Croes, Rob C. / Anefo, CC0
Van links naar rechts wethouder Duivesteijn (PvdA, Den Haag), minister Van Dam (PvdA), wethouders Schaefer (PvdA, Amsterdam) en Van Hassel (PvdA, Utrecht).
Stapel boeken met in het midden de derde nota. Op de kaft van het boek staat: derde nota over de ruimtelijke ordening, deel 2: verstedelijkingsnota, deel 2a: beleidsvoornemens over spreiding, verstedelijking en mobiliteit
Beeld: ©Wikimedia Commons / Joop Elsinga, CC0
Beleidsnota's waaronder "Derde nota over de ruimtelijke ordening".

Stadsvernieuwing

Na jarenlange verwaarlozing komt de binnenstad weer centraal te staan. De Derde Nota Ruimtelijke Ordening (1973) stuurt aan op een compacte, sterk verdichte binnenstad met ondernemingen, winkels en culturele instellingen. De nadruk ligt echter op het herstel van de woonfunctie. In de steden met een sterke vertegenwoordiging van de Partij van de Arbeid worden gemeentelijke structuurplannen gemaakt voor herbergzame binnensteden waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Het gebruik van termen als ‘forum’ en ‘agora’ in deze plannen duidt op het multifunctionele gebruik van de binnenstad.

Vanaf 1975 maken de rijksoverheid en de gemeenten serieus werk van de stadsvernieuwing. Als stimulans stelde de rijksoverheid de Interim Saldo Regeling (ISR) in. Plannen die voor deze regeling in aanmerking komen, moeten van een integrale aanpak getuigen, zowel fysiek als sociaal, met inspraak van bewoners en gericht op behoud van de bestaande stad.

Door de aandacht voor de historische binnenstad kan de monumentenzorg zich een veel actievere rol toe-eigenen. Met het instrument van het beschermde stads- en dorpsgezicht wordt de zorg voor het cultureel erfgoed onderdeel van een op kwaliteitsverbetering gericht integraal ruimtelijke beleid. Kwalitatief herstel van monumenten, beeldbepalende panden en openbare ruimte in beschermde stads- en dorpsgezichten worden door de rijksoverheid ruimhartig financieel ondersteund.

Een hoekhuis aan de Palmdwarsstraat.
Beeld: ©Wikimedia Commons / Eibert Draisma, CC BY-SA 3.0
Palmdwarsstraat, stadsvernieuwing anno 1980.

Tijdlijn Ordenen