Cultureel erfgoed als sleutel tot draagvlak in overgangsgebieden

Natuur en landbouw lijken op gespannen voet met elkaar te staan. In de delen van het landelijk gebied rondom de Natura 2000-gebieden komen de twee onderwerpen ruimtelijk samen. In deze zogenoemde overgangsgebieden worden de opgaven voor natuur en landschap in samenhang aangepakt. De rol van erfgoed is van groot belang in de overgangsgebieden. Hoe kan aandacht voor de geschiedenis van het landschap en de identiteit van een gebied draagvlak creëren voor veranderingen en bijdragen aan de herinrichting?

"In overgangsgebieden staat veel te gebeuren", aldus het nieuwste themanummer overgangsgebieden van het Vakblad Natuur Bos Landschap, dat mede door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) tot stand is gekomen. Jori Wolf, landschapshistoricus en programmamanager bij Staatsbosbeheer, en Marinke Steenhuis, cultuurhistoricus en partner bij SteenhuisMeurs, leverden beiden een bijdrage aan het vakblad. Wolf is lid van de landelijke werkgroep ‘Overgangsgebieden Natura-2000’, waarin ze zich samen met medewerkers van landbouw- en natuurorganisaties en overheden richt op wat er mogelijk is in overgangsgebieden en wat hiervoor nodig is. Steenhuis werkt aan projecten in overgangsgebieden in Gelderland en Overijssel, waarbij ze onderzoek combineert met gesprekken met inwoners om tot gebiedsbiografieën te komen.

[Tekst gaat verder onder de foto]

Meanderende beek het Andersche Diep in Drenthe
Beeld: ©Wim van der Ende
Het Andersche Diep in Nationaal Park Drentsche Aa. In en rond Nationale Parken liggen grote opgaven voor overgangsgebieden.

Ooit één cultuurlandschap

Steenhuis zoekt in haar onderzoek naar kantelmomenten in de lange geschiedenis van het landelijk gebied, vertelt ze: “Wat hebben die momenten betekend voor de gemeenschappen, maar vooral ook voor het grondgebruik? In Salland in Overijssel vormden deze gebieden ooit één cultuurlandschap. Ook de woeste gronden, die nu natuurgebieden zijn, hoorden bij het boerencultuurlandschap. Ze werden ook gebruikt door de boeren.” In de 19e eeuw moesten boeren van de overheid hun collectieve gronden onderling opdelen. De heidegebieden werden veelal verkocht aan kapitaalkrachtige stedelingen, die er ontginningslandgoederen van maakten. Het zorgde volgens Steenhuis voor een gevoel van verlies bij de boerengemeenschappen: "En dat werkt nu nog door in de gesprekken tussen de verschillende partijen over de opgaven in de overgangsgebieden."

"Cultuurhistorie is de verbinding die mensen met elkaar en met het gebied hebben."

Portretfoto van Jori Wolf, zittend in een bloemenveld
Jori Wolf, landschapshistoricus en programmamanager bij Staatsbosbeheer.

Vooruitgeschoven post

Juist in zo’n reconstructie van de geschiedenis ligt volgens Wolf de kans om elkaar te vinden via het goede gesprek: “Door te weten waar je vandaan komt en daarbij stil te staan, kun je vervolgens samen de stap naar voren maken. Het gaat er namelijk niet om of de schuld van de problemen ligt bij de boer of bij de natuur. Het gaat erom waar we naartoe willen bewegen.” In een overgangsgebied, als een soort vooruitgeschoven post, moet men elkaar de juiste vragen durven te stellen, vindt ze: “Cultuurhistorie is daarbij essentieel, want het is de verbinding die mensen met elkaar en met het gebied hebben. Het ophalen van de verhalen, zoals Marinke doet, en daar recht aan doen, kan helpen bij het draagvlak voor veranderingen. Het laat namelijk zien dat verandering van alle tijden is.” De verhalen kunnen volgens Wolf ook weer een plek krijgen in het ontwerp voor het gebied: “Daar zullen we meer stappen in moeten zetten. Maar dan heb je besef van het verleden en de cultuurhistorische kwaliteiten nodig. Biodiversiteit hoort daar voor mij gewoon bij.”

De echte gebiedsbiografie?

Naast begrip van het verleden draait het in een gebiedsproces ook om aansluiting bij de specifieke situatie. “Je kunt een overgangsgebied niet van bovenaf opleggen, begrenzen en zeggen: dit is het”, zegt Wolf. “Stel dat een boerenbedrijf er toevallig half binnen en half buiten ligt, zoals in het vakblad wordt aangehaald in het voorbeeld in Engbertsdijkvenen, dan is het veel logischer om de grens van het gebied daarop aan te passen.” De sense of place kan in een gebiedsbiografie worden vastgelegd, maar Steenhuis plaatst wel een kanttekening bij het gebruik ervan: “Ik zeg wel eens: wil de echte gebiedsbiografie opstaan? Want er zijn zoveel soorten en maten. En zodra je je in het gebied mengt, moet je dat met huid en haar doen. Dat is dus niet: nou ik heb mijn boekje klaar, dit is de bijbel van het gebied en daar mag iedereen nu mee werken. Nee, zo werkt het niet.”

Portretfoto van Marinke Steenhuis
Marinke Steenhuis, cultuurhistoricus en partner bij SteenhuisMeurs.

Wolf ziet de toegevoegde waarde van de gebiedsbiografie, maar vindt dat ecologie en cultuurhistorie nog teveel apart worden onderzocht: “Volgens mij moet je een landschapsecologische systeemanalyse (LESA) en een gebiedsbiografie niet scheiden van elkaar. Maar dat samengevoegd krijgen blijkt een enorme worsteling te zijn.” Een gebiedsbiografie helpt niet alleen voor de sense of place, maar in combinatie met de LESA laat het ook de sense of urgency zien, meent ze: “De opgaven zijn nu zo groot dat een transitie nodig is. Een biografie toont aan dat tijdens omslagpunten, zoals de ruilverkavelingen, de landbouw als sector altijd heeft kunnen veranderen. Het wist bij te dragen aan maatschappelijke opgaven en kon oplossingen bieden. En datzelfde geldt voor de natuurorganisaties.”

Van suddertijd naar common ground

Dat die oplossingen vallen of staan met het vinden van raakvlakken tussen de betrokken partijen, laat voor beide geen twijfel. Steenhuis: “In Haarle, waar ik momenteel aan het werk ben, streef ik ernaar dat de natuurorganisaties en de boeren, die in de praktijk nauwelijks contact hebben, elkaars denk- en wensbeelden voor het gebied leren kennen zonder te oordelen. Beide partijen vinden het superspannend, maar iedereen heeft gelijk gezegd: dat willen we. We gaan daar proberen een begin te maken met het vinden van common ground.” Dat vinden heeft ‘suddertijd’ nodig, vult Wolf aan: “Je moet met elkaar kunnen nadenken over de volgende stap in het proces, ook al staat het onder tijdsdruk door stikstof, door de rem die overal op staat. Maar als je dit in de overgangsgebieden niet doet, verzand je in polarisatie. Terwijl ik de eerste boer nog moet tegenkomen die zegt: die grutto, die zou ik het liefste niet meer zien.”