Nicolaas Pieneman, Zelfportret, 1933

Weblog

Het gefronste voorhoofd, de treurige hangsnor, de matte ogen met de afhangende oogleden, de donkere tinten, het hele schilderij ademt een treurige stemming uit. Alle aandacht is gericht op de fel uitgelichte kop, waarin de bloedrode onderlip het effect van een wond oproept. En of dit nog niet genoeg was, schreef de kunstenaar op het steuntje van de doodskop met rode druipende verf: ‘Crisis’.

In het duister gehuld zelfportret, boven hem hangt een kinderportretje, rechts een schedel en nog meer schilderijen.
Nicolaas Pieneman, Zelfportret, 1933, olieverf op doek, inv.nr. AB25266

Zelfportret in crisistijd

Nicolaas Pieneman (1880-1938), die in 1933 dit zelfportret schilderde, stamde af van de gevierde portret- en historieschilder Jan Willem Pieneman (1779-1853), wiens Veldslag bij Quatore Bras (1815) in bezit is van het Rijksmuseum. Ook zijn vader Nicolaas (1809-1860) was schilder, vooral van portretten van de koninklijke familie. Hijzelf studeerde aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam en legde zich toe op landschappen en stadsgezichten in en om Amsterdam. Hij was lid van de vereniging De Onafhankelijken en Sint Lucas en exposeerde in de jaren ’20 van de vorige eeuw in het Stedelijk Museum Amsterdam.

Enkele maanden geleden schonk de zoon van de kunstenaar dit schilderij met nog vier andere aan de Rijksdienst: een ander zelfportret, een portret van zijn zus, ook schilder, Betondorp in aanbouw en de Houthaven in Amsterdam. Alle olieverven en van een handzaam formaat.
Inderdaad, 1933, het jaar waarin Pieneman dit doek schilderde lag in de crisistijd. De kunstenaar had het dubbel moeilijk. Moest hij eerst materiaal kopen voor hij kon schilderen, daarna moest hij zijn producten nog eens zien te verkopen.

Dit werk verwijst naar deze moeilijke tijd. Het in het duister gehulde portret, waarvan het lijkt of de schilder opgeschrikt door de toeschouwer plots diens kant uitkijkt, ziet men links de achterzijde van het spieraam van een schilderij. Boven hem hangt een kinderportretje van zijn zoon, schreef de huidige schenker. Naast de schedel rechts staan nog meer schilderijen. Ze duiden op zijn beroep, maar in combinatie met het opschrift ‘crisis’ misschien ook op het feit dat ze onverkocht zijn. Dan is er de schedel, onmiskenbaar een verwijzing naar de dood, de vergankelijkheid van het leven, en daarboven een afgietsel van Jean-Antoine Houdons buste van Voltaire (1781). Zou hij het lachende beeld van de Franse filosoof afgebeeld hebben omdat die als voortrekker van de Verlichting werd gezien, van een verwijzing naar de hoop op een betere toekomst?

Ik weet het niet, het is me een raadsel, evenals de schaduw van een in een mantel gehulde figuur boven de schedel die met gestrekte arm iets draagt. De zoon van Pieneman dacht dat het ‘mogelijk een juffrouw van de bedeling’ was. Het doorkijkje rechts in beeld, misschien een schilderij met een kerktoren, kon niet worden geduid. Als u er licht op kan werpen houd ik me aanbevolen.