25 jaar restitutiebeleid: verslag van een besloten bijeenkomst

‘Not perfect, but fairly reasonable’, zo luidde een van de kwalificaties van de wijze waarop Nederland is omgegaan met tijdens de Tweede Wereldoorlog geroofde objecten en kunstvoorwerpen. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) organiseerde op 6 september 2023 een besloten bijeenkomst voor 150 mensen die de afgelopen 25 jaar op één of andere manier betrokken waren bij de uitvoering van het restitutiebeleid in Nederland.

In de Portugese Synagoge in Den Haag werd niet alleen teruggeblikt maar ook naar de toekomst gekeken. Moderne onderzoeksmethoden, digitaal ontsloten archieven, een nieuwe generatie herkomstonderzoekers en zelfs een scriptieprijs; allemaal dragen ze bij aan een nieuwe fase in het herstel van onrecht en het vertellen van familiegeschiedenissen. Dagvoorzitter Siebe Weide sprak met verschillende betrokkenen over alle facetten van het restitutiebeleid gedurende de afgelopen 25 jaar. Hoe was het om totaal nieuw beleid te moeten ontwikkelen, wat kunnen we er nu van leren en hoe is het ervaren door degenen op wie het beleid gericht was?

NK-collectie

In zijn inleiding schetste Weide hoe vlak na afloop van de Tweede Wereldoorlog pogingen tot het restitueren van geroofde of onvrijwillig verloren objecten op zeer bureaucratische en kille wijze verliepen. Als oorspronkelijk eigenaar of diens erfgenaam moest je zelf in actie komen, onkosten betalen en bij onvrijwillige verkoop eerst de koopsom terugbetalen. Sommige objecten vonden hun weg terug, maar er bleef een forse collectie objecten over waarvoor zich geen eigenaar had gemeld. In 1952 werd besloten om een deel van deze werken als NK-collectie te behouden ten behoeve van het openbaar kunstbezit. De overheid beschouwde de restitutie van cultuurgoederen daarmee als afgewikkeld. Pas 45 jaar later, na de publicatie van een artikel in de Volkskrant getiteld Overheid bezit grote collectie oorlogskunst, kwam hernieuwde aandacht voor de overgebleven werken. Het zou gaan om 1.492 kunst- en cultuurgoederen die na de oorlog nooit waren teruggevraagd of teruggegeven. Sterker nog: er was geen onderzoek naar de oorspronkelijk eigenaren gedaan.

Waar te beginnen?

Toenmalig directeur van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie Rudi Ekkart en voormalig staatssecretaris voor Cultuur en Media Rick van der Ploeg blikten tijdens de bijeenkomst terug op de commotie die naar aanleiding van het artikel in de politiek ontstond. Via Charlotte van Rappard-Boon, destijds hoofdinspecteur van de Inspectie voor Cultureel Erfgoed, werd Ekkart aangedragen als voorzitter van wat later zou blijken de eerste van vele  commissies. Na een steekproef van 113 objecten uit de NK-collectie luidde de conclusie dat er veel fout was gegaan, maar dat er in elk geval ook veel documentatie aanwezig was. Onderzoek naar de gehele NK-collectie werd aanbevolen. Binnen het kabinet-Kok II waren de meningen verdeeld; men vreesde onder andere voor precedentwerking. Uiteindelijk woog het morele aspect het zwaarst en begon Ekkart aan zijn tweede commissie.

Pionieren

Tal van vragen lagen op tafel. Waar te beginnen? Hoe om te gaan met individuele verzoeken? En waar liggen de grenzen? Gedurende de middag spraken mensen uit de praktijk over hoe ze met die vragen omgingen. Annemarie Marck, voormalig adjunct-secretaris van de Restitutiecommissie: “Er is vanuit het niets een bureau opgericht, procedures uitgedacht en begonnen met eigen onderzoek; het was pionierswerk.” Er werd dankbaar gebruikgemaakt van het in 1998 opgerichte Bureau Herkomst Gezocht, dat structureel herkomstonderzoek naar de NK-collectie uitvoerde en in contact probeerde te komen met de eigenaren of hun erfgenamen. Bovendien was het archief van Stichting Nederlands Kunstbezit een paar jaar eerder ontsloten en geïnventariseerd. Als een verzoek was toegewezen, moest in veel gevallen een museum worden geïnformeerd dat het object in bruikleen had. Dat waren vaak moeilijke gesprekken, herinnerde ook Evert Rodrigo zich, destijds hoofd van de afdeling Collecties bij Instituut Collectie Nederland (ICN , voorganger van de RCE): “Vaak betrof het de teruggave van voor musea essentiële stukken, waar men jarenlang een collectie omheen had verzameld.”

Het houdt nooit op

Helen Schretlen was er vanaf het begin bij. Zij was één van de medewerkers van het Bureau Herkomst Gezocht die de eerste steekproef uitvoerde. Na opheffing daarvan coördineerde de Museumvereniging het meerjarige project Museale Verwervingen 1933-1945 waar 163 musea aan deelnamen; zij onderzochten de mogelijk problematische herkomst in hun bestaande museale collecties. De projectmedewerkers reisden het hele land door om musea over herkomstonderzoek te instrueren. Museale Verwervingen leverde uiteindelijk 173 objecten met een (mogelijke) problematische herkomstgeschiedenis op. Op de vraag of dit type onderzoek ooit ophoudt was ze duidelijk: “Zolang er steeds nieuwe bronnen komen blijft er altijd wat te onderzoeken.”

Ook in de toekomst zullen mensen immers bij het Rijk blijven aankloppen. Robert Verhoogt, kunsthistoricus en senior beleidsmedewerker op het ministerie van OCW: “De Washington Principles uit 1998 worden na 25 jaar nog steeds omarmd. En daar komt voorlopig ook geen eind aan.” En zo zal het belang van herkomstonderzoek ook de komende tijd actueel blijven.

“Er komt een golf aan schenking van kunstwerken op de musea af. We moeten klaar staan om die op herkomst te kunnen onderzoeken.” Aldus Jan-Rudolph de Lorm, directeur van museum Singer Laren, die onthulde twee werken met een problematische herkomst uit een recente schenking in overleg met de schenker te zullen gaan restitueren aan de erfgenamen van de oorspronkelijke eigenaar.

Krantenknipsel van mevrouw Gutmann die plaatsneemt op een stoel
Krantenknipsel van mevrouw Gutmann die plaatsneemt op een stoel

Om wie het gaat

Beleid is mooi, maar het gaat om de slachtoffers. Hoe heeft dit voor hen uitgepakt? Simon Goodman, kleinzoon van kunstverzamelaar Fritz Guttmann (1880-1944), die er zijn levenswerk van maakte om het in de oorlog geroofde familiebezit terug te vinden, ging hierover in gesprek hierover. Ontroerend was de passage die Goodman voorlas uit zijn boek The Orpheus Clock (in Nederlandse vertaling verschenen als De wolven namen alles mee), waarin zijn tante Lili eindelijk weer plaatsneemt in de van haar ouders gestolen Louis XV stoel. Uit het huis van Goodmans grootvader in Heemstede werden meer dan 600 kunstwerken geroofd. Een deel daarvan kwam na de oorlog terug in Nederland. In 1999 diende hij zijn eerste grote restitutieverzoek in, wat resulteerde in de teruggave van 250 objecten; een fractie van het totale familiebezit. Met zijn decennia ervaring in vele landen kan hij oordelen over het Nederlande restitutiebeleid. ‘Not perfect, but fairly reasonable’, aldus Goodman.

Een warm bad

Hoe ontoereikend herkomstonderzoek kan zijn, liet het verhaal van de 95-jarige Holocaust-overlevende Avraham Roet zien. Roet had als kind vlak na de oorlog geen idee van wat zijn familie precies in bezit had gehad. Daardoor heeft hij nooit iets teruggevraagd van de omvangrijke kunstcollectie van zijn ouders en grootvader. Over het Nederlandse restitutiebeleid was hij dan ook zeer kritisch. “Iedere restitutie is groot nieuws in de pers. Maar laten we eerlijk zijn: het is in totaal misschien twee of drie procent van het totaal dat kan worden teruggegeven.” Dat gezegd hebbende is Roet wel te spreken over hoe de restituties nu verlopen.

Roet werd geflankeerd door Chanan Hertzberger en Dave Heilbron van het Centraal Joods Overleg. Hertzberger bevestigde dat in de Joodse gemeenschap sinds de oorlog weinig vertrouwen was in de Nederlandse overheid. Hertzberger: “Dat is nu gelukkig anders; men doet nu zoveel moeite om te zoeken naar nabestaanden. Maar belangrijker nog is de dat wij ons hier als Joodse gemeenschap welkom voelen.” Over wat de Joodse gemeenschap wil doen met de NK-collectie waar uiteindelijk geen herkomst voor gevonden wordt, denkt men nog na. Heilbron: “Het is van belang dat de geschiedenis niet vergeten wordt. Die collectie moet dat doel dienen.”

Een nieuwe generatie

Sinds 2022 heeft de RCE een bijzondere verantwoordelijkheid voor de uitvoering en intensivering van het restitutiebeleid van tussen 1933 en 1945 geroofde of anderszins verloren cultuurgoederen. Een team van zowel jonge als ervaren herkomstonderzoekers heeft met frisse blik het herkomstonderzoek naar de NK-collectie hervat. En met nieuwe mogelijkheden: moderne technieken, digitale bronnen en archieven die inmiddels beter ontsloten zijn. Zes van deze jonge onderzoekers kwamen in een korte film aan het woord. Algemeen directeur van de RCE Susan Lammers is hoopvol: “Al in dertig gevallen heeft dit onderzoek geleid tot nadere informatie en dat leidt misschien tot iets van gerechtigheid. We willen in ieder geval een stukje van familiegeschiedenissen teruggeven.”

Staatssecretaris Gunay Uslu, die tijdens de bijeenkomst een Nederlandse heruitgave van Roof & Restitutie door Rudi Ekkart en Eelke Muller in ontvangst nam, toonde zich bewust van het belang om de persoonlijke verhalen op te diepen en die geschiedenis door te geven. Een door haar ingestelde masterscriptieprijs met betrekking tot Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog moet dit bewustzijn ook bij de jonge generatie verder vergroten. Uslu: “We zijn in een fase beland waarin we kritischer kijken naar onze geschiedenis. Het restitutiebeleid steunt op beslissingen en keuzes van bewindspersonen. Soms zijn die keuzes niet goed geweest, soms wel. Mijn opvolger zal zich samen met de Joodse gemeenschap buigen over de verweesde objecten.”

Foto van het achterhoofd van een fluitiste met op de achtergrond een zaal vol publiek
Beeld: Catharina Gerritsen
Eleonore Pameijer van de Leo Smit Stichting

Muzikanten van de Leo Smit Stichting brachten stukken ter gehore van muzikanten wie het zwijgen was opgelegd tijdens de Tweede Wereldoorlog.