Reflectie op 25 jaar restitutiebeleid: De toekomst van verweesde cultuurgoederen

Gerdien Verschoor reflecteert op de eerste van een serie van drie Ronde Tafels die onderdeel zijn van een serie tafelgesprekken over huidige en toekomstige vraagstukken rondom restitutie Cultuurgoederen WOII. Dit is slechts één van de activiteiten die de RCE organiseert om stil te staan bij het 25-jarig bestaan van het Restitutiebeleid Cultuurgoederen en WOII in Nederland.

Een groot wit gebouw, omgeven door snelwegen en spoor, met aan de buitenkant niets dat erop wijst dat hier een half miljoen kunstwerken is samengebracht. Naast de collecties van onder andere het Rijksmuseum en Paleis Het Loo bevindt zich hier, in het Collectiecentrum Nederland (CC NL) nog een bijzondere verzameling: de NK-collectie, die wordt beheerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

In aanloop naar en tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn tienduizenden cultuurgoederen vanuit Nederland in Duitsland terechtgekomen. Bijvoorbeeld door verkoop, maar ook door roof of confiscatie. Een groot deel daarvan was van Joodse Nederlanders, die op systematische wijze van hun bezittingen werden ontdaan. Schilderijen en klokken, tapijten en zilveren doosjes, kandelaars en serviezen verschenen op de kunstmarkt of verdwenen in bezit van de nazi’s. Het zijn lang niet alleen beroemde schilderijen van oude meesters en het gaat sowieso lang niet altijd om schilderijen, maar juist ook om gebruiksvoorwerpen: een servetring, een stoel, een porseleinen bord. Voorwerpen die geen sterrenstatus hebben, maar van grote emotionele waarde zijn voor de eigenaars en hun nabestaanden. Objecten van heimwee.

Na de oorlog werden de teruggevonden cultuurgoederen door de geallieerden (de ‘Monuments Men and Women’) teruggestuurd naar het land van herkomst. In 1954 werden ze in Nederland ondergebracht in de NK-collectie, die door de RCE wordt beheerd. Een deel van de gerecupereerde cultuurgoederen werd teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, naar het overige deel wordt herkomstonderzoek verricht. Want nog lang niet alle eigenaars zijn opgespoord.

Nieuw onderzoek
Om de eigenaars of hun nazaten van deze verweesde voorwerpen terug te kunnen vinden wordt er sinds 2022 door de RCE opnieuw onderzoek gedaan naar het oorlogsverleden ervan. Het onderzoek is eind 2025 afgerond. Daarmee verschijnt een wezenlijke vraag aan de horizon: wat gebeurt er daarna met de cultuurgoederen waarvan de eigenaars of hun nabestaanden niet meer achterhaald kunnen worden? In 2021 besloot minister Ingrid van Engelshoven (OCW) om deze “verweesde joodse geroofde objecten” uit de NK-collectie na afronding van het onderzoek in beheer over te dragen aan een joodse (erfgoed)instelling, en uiteindelijk in bezit aan de joodse gemeenschap. Maar wat wil de joodse gemeenschap zelf? Om dit te verkennen organiseerde de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed op 25 maart een Ronde Tafel in samenwerking met het Centraal Joods Overleg (CJO). Onder leiding van Liza Lebedeva en Siebe Weide gingen Dave Heilbron (CJO), Christianne Mattijssen (Ministerie van OCW), Emile Schrijver (Joods Cultureel Kwartier) en Judith Zilversmit (Parool) hierover en public in gesprek in de Portugese Synagoge in Den Haag. De zaal was gevuld met een vijftigtal geïnteresseerden.

Fysiek en moreel beheer
Emile Schrijver wees er tijdens de Ronde Tafel op dat we moeten accepteren dat er cultuurgoederen verweesd zullen blijven, ook na dit onderzoek. We zullen nooit meer alles kunnen weten over het onvrijwillig bezitsverlies. Op welke manier de overdracht straks ook geregeld wordt: er zou straks een 0-meting gedaan kunnen worden om de stand van zaken in kaart te brengen – een nieuw vertrekpunt.

Volgens Dave Heilbron moet er niet alleen nagedacht worden over het fysieke beheer van de voorwerpen, maar ook de herinnering moet in beheer blijven bij de nazaten die hier aanspraak op hebben. Dat dat “morele beheer” straks aan de joodse gemeenschap wordt overgedragen is vanzelfsprekend. Zij zal zeggenschap krijgen over wat er met de verweesde cultuurgoederen gebeurt in afwachting van het moment dat er misschien tóch nog een nabestaande gevonden wordt. Maar zou de joodse gemeenschap ook het fysieke beheer op zich willen nemen, of wordt dat blijvend aan de zorg van de RCE toevertrouwd? Of moet er een nieuw museum komen voor de verweesde werken? Of wil je de werken onderbrengen bij een bestaand museum? Welk museum zou dat moeten zijn? En welke verhalen vertel je er dan bij? Het CJO heeft besloten om een onafhankelijke commissie deze vraag te onderzoeken. Op de vraag of het rijk zich verplicht voelt om bij te dragen in de kosten van de museale wensen, zei Christianne Matthijssen geen nee.

Hoe zou zo’n museum er uit moeten zien? Emile Schrijver vindt dat de geschiedenis alleen maar levend kan worden als voorwerpen worden gekoppeld aan mensen. Maar dit is alleen mogelijk als we weten om welke mensen het gaat. In het Holocaustmuseum, zo zei Judith Zilversmit, raken de objecten je juist vanwege de persoonlijke verhalen. Maar ook de grote aantallen bij elkaar maakt de grootschalige roof tastbaar. Dave Heilbron was zeer geraakt toen hij in CC NL de hoeveelheden NK-objecten bij elkaar zag, zonder de persoonlijke verhalen te kunnen kennen.

Nog meer vragen. Wie wordt er na zo’n overdracht eigenaar van een collectie die juist gekenmerkt wordt door het feit dat we de eigenaars niet kennen? En zouden ook musea zich, na het ‘Onderzoek museale verwervingen 1933-1948’ (2009-2013) niet moeten inspannen om hun collecties opnieuw op roofkunst te onderzoeken? En welke rol hebben medeoverheden als gemeenten en provincies? Christianne Matthijssen benadrukte dat de staat een grote verantwoordelijkheid heeft om de rechtmatige eigenaars te vinden. Ook als het beheer van de cultuurgoederen wordt overgedragen aan een joodse instelling blijft de staat die verantwoordelijkheid voelen. Ook zij noemde daarbij het begrip ‘moreel beheer’. Maar als het beheer alleen moreel is, en eigendom bij het rijk blijft, wat verandert er dan echt? Zeggenschap is wezenlijk, of om in de analogie van Dave Heilbron te spreken: het is een lease auto, maar wel mijn lease auto en ik mag er me doen wat ik wil.

In het licht
Hoe borg je de continuering van herkomstonderzoek en restitutie indien het beheer van de verweesde kunst aan de joodse gemeenschap wordt overgedragen? Want herkomstonderzoek zal ook na 2025 doorgaan. Met nieuwe onderzoeksmethoden, archieven die digitaal worden ontsloten, gegevens die aan elkaar kunnen worden gekoppeld en goed opgeleide herkomstonderzoekers zullen er ook de komende jaren nog nieuwe gegevens naar boven komen. Nog altijd zullen er kinderen en kleinkinderen met hun familiegeschiedenis verbonden kunnen worden. Want over het allerbelangrijkste was iedereen het eens: zoveel mogelijk voorwerpen moeten worden teruggegeven. En de objecten van herinnering moeten uit dat depot tevoorschijn komen en meer in het licht komen te staan – al dan niet digitaal. Er is veel meer aandacht nodig voor de voorwerpen zelf, zei Judith Zilversmit, en ze riep op om de website te bezoeken waarop alle verweesde kunst in de NK-collectie te vinden is: wo2.collectienederland.nl.

Teruggevonden
Aan het einde van de bijeenkomst stond een dame op uit het publiek. Zij vertelde dat door het intensieve speurwerk van herkomstonderzoekers van de RCE een aantal bordjes van haar grootouders uit de NK-collectie tevoorschijn zijn gekomen. Eindelijk kan ze haar eigen familiegeschiedenis aanraken.

Tekst door Gerdien Verschoor