De waarde van veenweide

Even Hollands als kaas, klompen en beroemde kunstschilders zijn de veenweiden. Ze ontstonden in de middeleeuwen, toen de veenakkers door bodemdaling te nat werden voor landbouw. Binnen Europa zijn deze landschappen zeldzaam geworden.

Om de veengebieden te gebruiken zijn ze sinds de Romeinse tijd met sloten ontwaterd. In de middeleeuwen werden de veengronden systematisch in cultuur gebracht.

Bewoners maakten de veengebieden op twee manieren van economisch nut:

  1. Akkerbouw
    Veengrond is vruchtbaar en geschikt voor akkerbouw. De akkers werden ontwaterd met sloten.
  2. Turfwinning
    Veengrond werd afgegraven en gedroogd om als brandstof te dienen: turf. Hierdoor ontstonden veenplassen als de Reeuwijkse Plassen. Het veentransport vond plaats via vaarten.

Dat gebeurde in West-Nederland van de 10e tot de 13e eeuw. Eerst op kleine schaal, later grootschalig voor akkerbouw. Door bodemdaling werden de gronden daar al snel te nat voor. Daarom werden ze omgezet in weilanden: de veenweiden.

Langgerekte kavels

Die aanpak leverde een open gebied op, met langgerekte kavels en dwars daarop boerderijen. In Utrecht, Noord- en Zuid-Holland hadden de veenkavels vaak een vaste breedte en lengte. In andere gebieden lag alleen de breedte vast. Daardoor werden de percelen soms wel kilometers lang. Dit is nog altijd goed te zien in de buurt van Staphorst en Rouveen. Ondanks de ingrijpende schaalvergroting die daar in het landschap plaatsvond.

Oudste cultuurlandschappen

Het veenweidelandschap behoort binnen Europa tot de oudste en meest oorspronkelijke cultuurlandschappen. In Nederland is het relatief goed bewaard gebleven. De typische kenmerken – lange, smalle kavels en sloten, lintdorpen, een lage horizon en een imposant wolkendek erboven – zijn op tal van schilderijen terug te zien. Jacob Maris, Jacob van Ruisdael en Piet Mondriaan, om een paar beroemde kunstschilders te noemen, legden dit typisch Hollandse landschap met liefde vast.