Voor de aanvraagronde van 2025 zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in de Subsidieregeling instandhouding monumenten (hierna: Sim) en de bijbehorende Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten (hierna: Leidraad). De meeste wijzigingen zijn bedoeld om de leesbaarheid van de regeling en de Leidraad te vergroten en de bestaande werkwijze te verduidelijken. Maar er zijn ook enkele inhoudelijke wijzigingen. Hieronder wordt toegelicht wat er in 2025 is veranderd.
Wijzigingen voor gebouwde rijksmonumenten
Eén van de wijzigingen is dat de subsidiepercentages voor gebouwde en groene monumenten zijn verlaagd. Er was afgelopen jaren sprake van een structurele en toenemende overvraag, waardoor veel subsidieaanvragen moeten worden afgewezen. Door een verlaging van de subsidiepercentages kunnen meer aanvragen worden gehonoreerd. Voor ondernemingen is het percentage verlaagd van 40% naar 30% en voor de andere eigenaren van 60% naar 50%. Het budget voor de aanvraagronde 2025 bleef gelijk aan het budget van 2024, namelijk € 94,2 miljoen.
Voorheen kon de herbouwwaarde van een gebouwd rijksmonument worden aangetoond aan de hand van een verzekeringspolis of een door de verzekeraar geaccepteerde taxatie. Dit bleek in de praktijk niet altijd werkbaar, omdat het monument bijvoorbeeld niet verzekerd kon worden of omdat de herbouwwaarde niet op de polis werd vermeld. Bovendien waren verzekeraars niet altijd bereid om een acceptatieverklaring af te geven voor een taxatie. Sinds 2025 kan daarom ook worden volstaan met een taxatie van de herbouwwaarde door een taxateur die is ingeschreven bij het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT) of het Verenigd Register van Taxateurs (VRT). Voor eigenaren die een verzekeringspolis hebben waaruit de herbouwwaarde blijkt, verandert er niets.
- De kosten van deze taxatie worden subsidiabel gesteld tot een maximumbedrag van € 2.500 per rijksmonument of zelfstandig onderdeel.
- Voor zowel de herbouwwaarde uit een verzekeringspolis als die uit een taxatierapport geldt dat deze maximaal 3% per jaar mag worden geïndexeerd tot aan het jaar van aanvragen, met een maximum van 15 jaar.
Het doel van de Sim is om instandhouding van rijksmonumenten te bevorderen, ook gedurende een eventuele moeilijke periode van transitie naar een nieuwe functie. Daarom is het voor kerkgebouwen niet langer vereist dat het gebouw gedurende de hele periode van het instandhoudingsplan bestendig wordt gebruikt.
In de Leidraad is een beperkte wijziging doorgevoerd op het punt van verduurzaming. In beginsel is verduurzaming niet subsidiabel op grond van de Sim. Dit blijft ongewijzigd. Bij glas en kozijnen kan voortaan echter een minimale aanpassing van de detaillering worden toegestaan, als dit gebeurt op een bij het venster passende wijze en met een in stijl passende glassoort. Denk bijvoorbeeld aan kierdichting bij houten kozijnen of een koudebrugonderbreking bij stalen kozijnen.
- De Sim is bedoeld voor de instandhouding van monumentale waarden. Het vervangen van glas en kozijnen is alleen subsidiabel als deze technisch ‘op’ zijn en vervanging dus noodzakelijk is. Dit moet per venster blijken uit het inspectierapport.
- Voor verduurzamingsmaatregelen kunnen andere vormen van financiering worden aangesproken, bijvoorbeeld subsidie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), of een Duurzame Monumentenplus-Lening van het Restauratiefonds (NRF).
Werkzaamheden zijn alleen subsidiabel voor zover deze betrekking hebben op de instandhouding van de monumentale waarden van het rijksmonument. Werkzaamheden aan niet-monumentale onderdelen worden dus in principe niet gesubsidieerd. Uit voorgaande aanvraagrondes bleek dat dit niet voor alle aanvragers duidelijk was. Daarom is dit in de Leidraad op een aantal plekken - zoals bij interieurs en installaties - duidelijker gemaakt, inclusief voorbeelden van wat wel en niet subsidiabel is.
Niet subsidiabel zijn bijvoorbeeld:
- de kosten van onderzoek dat niet gericht is op instandhouding, maar voortvloeit uit andere regelgeving, zoals milieutechnisch bodemonderzoek, flora- en faunaonderzoek of stikstofberekeningen, en
- de kosten van het terugplaatsen van niet-monumentale onderdelen na het uitvoeren van noodzakelijke instandhoudingswerkzaamheden.
Op sommige plekken is duidelijker gemaakt wat er wél subsidiabel kan zijn, zoals bij het versterken van monumentale waarden. Het uitgangspunt is dat bij noodzakelijke vervanging de nieuwe onderdelen in materiaal, vorm, detaillering, uitvoering, afwerking en kwaliteit zoveel mogelijk overeen moeten komen met de te vervangen onderdelen. In uitzonderlijke gevallen, als onderdelen eerder op een niet-passende wijze zijn vervangen, kan het toepassen van materialen die de monumentale waarden versterken toch subsidiabel worden gesteld. Bijvoorbeeld als een kunststof hemelwaterafvoer wordt vervangen door een zinken uitvoering. Dit wordt in de Leidraad nu beter uitgelegd. Uiteindelijk beoordeelt de minister of de kosten subsidiabel zijn.
Tot slot is het periodiek reinigen van schilderwerk ook subsidiabel gesteld, omdat dit de levensduur van het schilderwerk verlengt.
Wijzigingen voor groene rijksmonumenten
Eén van de wijzigingen voor de aanvraagronde van 2025 was dat de subsidiepercentages voor gebouwde en groene monumenten zijn verlaagd. Er was de afgelopen jaren sprake van een structurele en toenemende overvraag, waardoor veel subsidieaanvragen moeten worden afgewezen. Door een verlaging van de subsidiepercentages kunnen meer aanvragen worden gehonoreerd. Voor ondernemingen is het percentage verlaagd van 40% naar 30% en voor de andere eigenaren van 60% naar 50%. Het budget voor de aanvraagronde 2025 bleef gelijk aan het budget van 2024, namelijk € 94,2 miljoen.
Instandhoudingssubsidie kan ook worden aangevraagd voor de instandhouding van groene monumenten, zoals rijksbeschermde parken, tuinen en begraafplaatsen. Kleine rijksbeschermde gebouwde elementen in een groenaanleg, zoals tuinvazen, standbeelden en grafstenen, kunnen van groot belang zijn voor de monumentale waarde van zo’n aanleg, maar konden tot 2025 niet worden meegenomen in een subsidieaanvraag voor groene monumenten. De drempel om hiervoor subsidie aan te vragen binnen de categorie gebouwde rijksmonumenten bleek daarvoor in veel gevallen te hoog.
Sinds 2025 is het daarom mogelijk om werkzaamheden aan kleine rijksbeschermde gebouwde elementen binnen een groenaanvraag op te voeren, onder de volgende voorwaarden:
- de elementen maken onderdeel uit van een beschermde groenaanleg;
- de elementen zelf zijn ook rijksbeschermd. Dit is het geval als zij een eigen rijksmonumentnummer hebben, of als de bescherming expliciet blijkt uit de omschrijving van het rijksmonument;
- de werkzaamheden aan deze elementen vinden plaats in samenhang met werkzaamheden aan de aangelegde elementen;
- per groenaanleg gaat het om maximaal vier kleine rijksbeschermde gebouwde elementen;
- de maximale subsidiabele kosten bedragen € 6.000 incl. btw per element voor de hele planperiode.
In de Leidraad is voortaan alleen nog de toepassing van organische meststoffen, het voorkomen of bestrijden van ernstige plagen op milieuvriendelijke wijze en het toepassen van op duurzame wijze gemodificeerd of behandeld hout subsidiabel. Het gebruik van kunstmest, het spuiten met gif en het gebruik van tropisch hardhout zonder FSC-keurmerk zijn niet langer subsidiabel.
In de Leidraad was al langer vereist dat het onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze gebeurt om in aanmerking te komen voor subsidie. Sinds 2024 kunnen eigenaren van groene rijksmonumenten 15% extra opvoeren voor beplanting met EKO-keurmerk of het vermeerderen van eigen plantmateriaal. Op deze manier wordt duurzaam tuinieren bij groene monumenten bevorderd.
In de Sim zijn de indieningvereisten die specifiek voor groenaanvragen gelden verduidelijkt:
- één overzichtskaart, voorzien van een schaalstok en noordpijl, met de locatie van de werkzaamheden;
- als het een zelfstandig onderdeel betreft: een kaart met de betrokken kadastrale percelen;
- als er subsidie wordt aangevraagd voor een kernwaarde: een analyse van die kernwaarde.
Als in een subsidieaanvraag voor een groen monument subsidie wordt aangevraagd voor een zogenoemde ‘kernwaarde’, dan moet een analyse van deze kernwaarde worden bijgevoegd. In de Leidraad is verduidelijkt wat onder kernwaarde wordt verstaan, waar een kernwaarde-analyse aan moet voldoen en hoe per element kan worden aangetoond of er sprake is van een kernwaarde.
In de Leidraad is duidelijker uitgelegd welke werkzaamheden aan een groen monument wel en niet subsidiabel zijn op grond van de Sim. De begrippen ‘prioriteit 1’ en ‘prioriteit 2’ zijn vervallen. Ook zijn de tabellen aangepast zodat per element duidelijk is in welke categorie de werkzaamheden vallen.
In de Leidraad komen werkzaamheden aan aardwerken twee keer voor: in paragraaf 17 onder ‘civiele werken’ en in paragraaf 92, die specifiek bedoeld is voor groene monumenten. Dit leidde in de praktijk tot onduidelijkheid of aardwerken in de Sim onder gebouwde of groene monumenten worden geschaard. Daarom is verduidelijkt dat kosten voor aardwerken alleen in een groenaanvraag kunnen worden opgevoerd als er sprake is van een beschermde groenaanleg. Voor aardwerken zonder beschermde groenaanleg kan alleen een aanvraag worden gedaan voor gebouwde rijksmonumenten.
Wijzigingen voor archeologische rijksmonumenten
Omdat eigenaren van archeologische rijksmonumenten vaak geen direct belang hebben bij de instandhouding van hun rijksmonument, is het subsidiepercentage voor deze categorie rijksmonumenten in 2025 verhoogd van 60% naar 80%. Voor eigenaren die de kosten kunnen aftrekken van de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting ging het subsidiepercentage van 40% naar 60%. Met de verhoging van het subsidiepercentage worden eigenaren meer gestimuleerd om subsidie aan te vragen voor instandhoudingswerkzaamheden aan hun archeologische rijksmonument.
Voor archeologische rijksmonumenten wordt sinds 2025 onderscheid gemaakt tussen ‘normaal onderhoud’ en ‘incidenteel onderhoud of conservering’. Alleen bij incidenteel onderhoud of conservering hoeft nog een uitgebreide begroting te worden aangeleverd. Voor normaal onderhoud zijn voor de meest voorkomende complextypen normbedragen opgesteld. Bij deze complextypen hoeft alleen nog maar het aantal per rijksmonument te worden opgegeven. Daarna worden de subsidiabele kosten automatisch berekend aan de hand van de normbedragen. Voor complextypen waar geen normbedragen voor zijn opgesteld en voor incidenteel onderhoud of conservering kunnen de werkelijke kosten van het onderhoud worden opgevoerd.
Voor aanvragen waarin alléén subsidie wordt aangevraagd voor normaal onderhoud, vervallen de volgende indieningsvereisten:
- inspectierapport;
- foto’s;
- verdere bijlagen waaruit de technische of fysieke staat van het rijksmonument of zelfstandig onderdeel blijkt.
In de Sim is verduidelijkt dat voor archeologische rijksmonumenten behalve normaal onderhoud ook incidenteel onderhoud en conservering subsidiabel zijn.
In de Leidraad zijn in 2025 enkele tekstuele verbeteringen doorgevoerd ter verduidelijking van de bestaande werkwijze voor archeologische rijksmonumenten. Bekijk daarom de paragrafen 16, 17 en 35 van de Leidraad goed voordat u uw aanvraag indient.
Wijzigingen voor professionele organisaties voor monumentenbehoud
Eén van de criteria om POM te kunnen worden was dat de organisatie minimaal 20 rijksmonumenten in bezit heeft. Dit werd bepaald aan de hand van het aantal rijksmonumentnummers. Omdat de toedeling van rijksmonumentnummers door de jaren heen niet steeds op dezelfde manier verliep, is de koppeling met de registratiewijze in het register in 2025 losgelaten. Sindsdien wordt de omvang van het rijksmonumentenbezit getoetst aan de hand van het aantal rijksmonumenten óf zelfstandige onderdelen. Het maakt dus niet meer uit of een zelfstandig onderdeel een eigen rijksmonumentnummer heeft of samen met andere zelfstandige onderdelen een gemeenschappelijk rijksmonumentnummer.
Zoals beschreven onder het kopje ‘Wijzigingen voor archeologische rijksmonumenten’ wordt voor het normale onderhoud van archeologische rijksmonumenten voortaan gewerkt met normbedragen. Dit geldt ook voor POM’s. Het speciale begrotingsmodel voor POM’s wordt hierop aangepast. Voor incidenteel onderhoud of conservering verandert er niets.
Overige wijzigingen
Op basis van de Sim hebben subsidieontvangers zes jaar de tijd om de instandhoudingswerkzaamheden uit te voeren. In verband met COVID-19 is in 2020 de mogelijkheid opgenomen om de planperiode te verlengen. Deze bepaling is in 2025 verruimd, waardoor sindsdien ook voor andere vormen van overmacht of onvoorziene omstandigheden uitstel kan worden gevraagd.
De Sim en Leidraad zijn op een aantal punten verduidelijkt, bijvoorbeeld:
- De Leidraad wordt niet alleen gebruikt voor de Sim. Ook de woonhuisregeling, een aantal provinciale restauratieregelingen en het Restauratiefonds maken gebruik van de Leidraad. Daarom is duidelijker aangegeven wanneer een bepaald onderdeel van de Leidraad specifiek van toepassing is op de Sim.
- Onder de post ‘zelfwerkzaamheid’ in de Leidraad is verduidelijkt dat ook de coördinatiekosten van vrijwilligers subsidiabel kunnen zijn. Het gaat dan om de arbeidsuren van de eigenaar of diens personeel in het kader van een door hem gedreven onderneming of organisatie, voor het coördineren van vrijwilligers die subsidiabele werkzaamheden uitvoeren aan het rijksmonument.
Beschikbaar budget
Sinds 2020 wordt meer subsidie aangevraagd dan er op basis van het beschikbare budget voor de Sim kan worden verstrekt. Daardoor moeten er helaas aanvragen worden afgewezen om budgettaire redenen. Hoe dit Sim verdeeld wordt, leest u op Hoe wordt de instandhoudingssubsidie verdeeld?.
Ook in 2025 werd er weer overvraag verwacht. Er waren voor dat jaar wel extra middelen beschikbaar, die nog niet waren toegevoegd aan de regeling. De verdeling van deze extra middelen over de categorieën groene en gebouwde rijksmonumenten in 2025 wordt hieronder toegelicht.
Tot slot is het plafond voor verduurzamingsonderzoeken in 2025 vastgesteld.
Het beschikbare budget voor de categorie groene monumenten is in 2025 structureel verhoogd met € 5,2 miljoen. Dit vanwege de overvraag in deze categorie, en omdat het uitblijven van tijdig onderhoud voor groene monumenten zeer schadelijk is, doordat beplanting onverminderd doorgroeit. Daarnaast is het verdienvermogen van veel groene monumenten gering.
Om het aantal afwijzingen om budgettaire redenen terug te dringen, is er voor de periode 2023 tot en met 2025 jaarlijks € 20 miljoen extra beschikbaar gesteld. Voor 2025 is dit bedrag, net als in 2024, gelijk verdeeld tussen kleine en grote gebouwde rijksmonumenten.
Bij een subsidieaanvraag voor gebouwde rijksmonumenten kan ook subsidie worden aangevraagd voor een verduurzamingsonderzoek. Voor de aanvraagronde 2025 is in de Sim hiervoor een budget opgenomen van € 342.500. Vanuit voorgaande jaren resteerde voor dit onderdeel nog € 3.595.730. Het totale beschikbare bedrag voor verduurzamingsonderzoeken was in 2025 daarmee € 3.938.230.