Voor aanvraagronde 2026 zijn enkele wijzigingen in de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) doorgevoerd. Lees hieronder per onderwerp wat er is veranderd.
Wat verandert er in 2026?
In de Sim is vanaf 2026 structureel € 103 miljoen beschikbaar voor de instandhouding van rijksmonumenten. De verdeling daarvan over de verschillende categorieën rijksmonumenten is als volgt:
- archeologische rijksmonumenten: € 1,5 miljoen;
- groene rijksmonumenten: € 15,2 miljoen;
- overige (gebouwde) rijksmonumenten: € 86,3 miljoen, waarvan € 5 miljoen specifiek voor grote kerkgebouwen.
De verdeling van het budget over kleine en grote aanvragen is meer in lijn gebracht met de behoefte van eigenaren. Vanaf volgend jaar gaat 60% van het budget naar kleine aanvragen en 40% naar grote aanvragen. Bij gebouwde rijksmonumenten wordt de grens tussen een kleine of grote aanvraag bepaald door de herbouwwaarde van het monument. Monumenten met een herbouwwaarde tot € 8,3 miljoen vallen in de categorie 'klein', monumenten met een herbouwwaarde vanaf € 8,3 miljoen in de categorie 'groot'. Bij groene en archeologische rijksmonumenten wordt deze grens bepaald door de hoogte van de subsidiabele kosten. Als de subsidiabele kosten minder dan € 250.000 bedragen, dan valt het rijksmonument in de categorie ‘klein’, anders in de categorie ‘groot’.
De nieuwe verdeling was in juni al aangekondigd in de Kamerbrief over aanpak grote monumenten en religieus erfgoed.
Het maximumbedrag aan subsidiabele kosten voor molens wordt per aanvraagronde 2026 verhoogd van € 72.500 naar € 95.000.
Het beschikbare budget voor verduurzamingsonderzoeken voor aanvraagronde 2026 is opgenomen in de regeling, en bedraagt € 1,6 miljoen. Hier wordt eventueel restbudget uit voorgaande jaren nog aan toegevoegd.
Daarnaast is de wijze van verantwoording van het verduurzamingsonderzoek vereenvoudigd. Het onderzoek hoeft niet langer binnen vier weken na afronding te worden verstrekt aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De verantwoording blijft wel onderdeel van de reguliere eindverantwoording over de totale subsidie.
De toelichting op de subsidiabele kosten voor groene rijksmonumenten in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten is aangepast, en de bijbehorende tabellen in paragraaf 92 zijn vereenvoudigd.
Kosten van werkzaamheden worden voortaan ingedeeld in drie categorieën:
- wel subsidiabel op grond van de Sim;
- niet subsidiabel op grond van de Sim;
- alleen onder voorwaarden subsidiabel op grond van de Sim.
Deze laatste categorie betreft de zogenaamde ‘kernwaarden’. Deze moeten worden aangetoond op de manier zoals in de tabel wordt beschreven. Het begrip hoofdstructuur komt te vervallen.
Dit betreft redactionele aanpassingen, die bedoeld zijn om duidelijker te maken wanneer werkzaamheden wel of niet subsidiabel zijn. Deze wijzigingen hebben dus geen gevolgen voor de inhoudelijke beoordeling.
In de tabel voor boomgaarden en (lei)fruitcollecties is de manier waarop de kernwaarde moet worden onderbouwd gewijzigd. Het groene rijksmonument hoeft niet langer voor meer dan 50% uit boomgaard te bestaan om voor dit element in aanmerking te kunnen komen voor subsidie. Wel moet op de aangegeven manier worden aangetoond dat het een kernwaarde betreft.
In de Staatscourant vindt u de volledige wijzigingsregeling met bijbehorende toelichting.
Daarnaast is de volgende informatie relevant voor het voorbereiden van uw aanvraag:
In de begrotingsmodellen voor archeologische rijksmonumenten zijn de staartkosten opgenomen in de normbedragen voor normaal onderhoud.
Bij de beoordeling van instandhoudingssubsidie worden de kosten vastgesteld waarover subsidie wordt verleend. Een onderdeel van die kosten vormt het uurloon voor de uit te voeren werkzaamheden. Aan dat uurloon is een maximum gesteld dat subsidiabel is. Per 1 september 2025 is het maximale subsidiabele uurloon € 53,30 exclusief algemene kosten, winst en risico en btw. Per 1 januari 2026 is dit € 55,50 exclusief algemene kosten, winst en risico en btw.