Nederland heeft er een archeologisch rijksmonument bij

Tussen Amerongen en Elst, in de gemeente Utrechtse Heuvelrug, ligt een terrein van circa 12 hectare groot dat decennia lang bewoond is geweest. Zichtbare prehistorische elementen van die bewoning, zoals grafheuvels en raatakkers, zijn door de eeuwen heen goed bewaard gebleven en zeldzaam. Daarom is dit archeologisch terrein aangewezen als archeologisch Rijksmonument.

Susan Lammers en Jasper Kuipers onthulden een informatiepaneel
Beeld: Nannette de Jong
Susan Lammers en Jasper Kuipers onthulden een informatiepaneel

Algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Susan Lammers, en Jasper Kuipers, Provinciehoofd Utrecht van eigenaar Staatsbosbeheer, onthulden voor deze gelegenheid vandaag een informatiepaneel. Dit erfgoed van onze vroege voorouders ligt goed verscholen in het het landschap. Veel mensen lopen er argeloos aan voorbij. Nu is het verhaal te lezen, letterlijk en figuurlijk en zo krijgt een wandeling door het bos ook een educatief tintje.

Eerste bewoners

De oudst bekende bewoning in dit gebied dateert vanaf 2500 v. Chr. In die tijd werden hier grafheuvels opgeworpen. Hierin werden personen begraven die zeer waarschijnlijk een belangrijke positie hadden in de gemeenschap. 

Vanaf ongeveer 1100 voor Christus tot in de Romeinse tijd (12 tot ca. 400 na Chr.) bewerkten prehistorische boeren het land in zogenaamde raatakkers. Dit zijn vierkante of rechthoekige akkertjes waarop primitieve graansoorten als emmertarwe en spelt werden verbouwd. Mogelijk hebben de grafheuvels ook toen nog dienst gedaan als laatste rustplaats voor onze agrarische voorouders.

Celtic Fields

Ten onrechte worden de raatakkers Celtic Fields genoemd. Deze term is al bijna een eeuw oud en werd in 1923 door Engelse archeologen bedacht. Zij verwezen hiermee naar de Kelten, maar de Kelten hebben niets met raatakkers te maken. De benaming Celtic Field is echter nooit helemaal uit beeld verdwenen en zo worden raatakkers toch ook nu nog steeds Celtic Fields genoemd.  

In dit aanwijzingstraject werkten Staatsbosbeheer, Gemeente Utrechtse Heuvelrug en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nauw samen.