In de periode na de Tweede Wereldoorlog groeit de angst voor het uitbreken van een kernoorlog. De Nederlandse overheid voelt zich begin jaren 1960 steeds meer verantwoordelijk voor de bescherming van de bevolking en ontwikkelt beleid voor crisisbeheersing. Ook worden voorlichtingscampagnes gehouden. Het leidt er onder andere toe dat zelfredzame burgers noodrantsoenen inslaan. In dit tweede verhaal vertellen Willem, Johanna, Peter en Robert welke herinnering over de Koude Oorlog zo’n noodrantsoen bij hen oproept.
Beeld: © Stef de Graauw
Blikken noodrantsoenen
Op vakantie met een noodrantsoen
Willem Bouwens was 7 jaar toen de Berlijnse Muur werd gebouwd. In augustus van 1961 was ik met mijn ouders bij een oom en tante op bezoek, die geruime tijd spraken over de bouw van de Berlijnse Muur. Dat heeft indruk op mij gemaakt want ik kan me dat nog goed herinneren. Ik fantaseerde, zonder enig politiek bewustzijn, hoe het zou zijn als er in Amsterdam een muur gebouwd zou worden. Wij woonden in een smalle straat in Amsterdam-West en oom en tante woonden achter de Kolenkitkerk. Dus de Hoofdweg leek mij wel een geschikte plek voor ‘een muur’. Maar kon ik dan vervolgens niet meer bij oom en tante op bezoek? Of zouden we alsnog gewoon om die muur heen kunnen rijden? Zo hield ik mij als kind in gedachten uitsluitend bezig met de praktische kant van zo’n muur dwars door de stad.
Willems ouders hadden in die periode een noodrantsoen in huis. Hij herinnert zich drie goudkleurige blikken die waren voorzien van een paarse stempel met het jaartal 1961. Het noodrantsoen is door mijn ouders lang in de kelder bewaard, maar op enig moment – ergens in de jaren 60 - zijn de blikken meegekomen tijdens een kampeervakantie en opgegeten. Het was doorgaans één of twee dagen rijden naar een vakantiebestemming en met vader, moeder en twee kinderen kan ik mij indenken dat het erg praktisch was om onderweg een keertje uit blik te eten. Even geen geknoei met jam of hagelslag op brood of koken op een 1-pits campinggasstelletje. Al het reguliere blikvoedsel heeft een houdbaarheidsdatum en wellicht dachten mijn ouders dat de houdbaarheid van het noodrantsoen zou verlopen. En eind jaren 60 kon je in Amsterdam altijd wel weer bij de winkel van Lou Lap een nieuw noodrantsoen kopen. De smaak van het noodrantsoen is mij niet bijgebleven en heeft blijkbaar geen indruk op mij gemaakt. Wat een noodrantsoen nu nog bij mij oproept? Ik kan het niet associëren met een gevoel van veiligheid of onveiligheid. Op enig moment was het er gewoon.

Willem Bouwens en familie eet onderweg naar een kampeervakantie 
Willem en familie eten op de camping
De toenmalige boerderij Noordbarge van Johanna's familie
In 1961 was Johanna Alberts 13 jaar oud en woonde op een boerderij in Noordbarge, Drenthe. Ze weet nog precies hoe het er in die tijd thuis aan toe ging. Die periode is van invloed geweest op de rest van mijn leven. Je moet weten dat in ons dorp 17 boerderijen zijn afgebrand tijdens de bevrijding, doordat door Poolse troepen een hevige strijd is geleverd bij het Oranjekanaal om de brug te veroveren op de Duitsers. Onze boerderij lag niet in het schootsveld en overleefde de strijd. Maar mijn moeder is nooit het geluid vergeten van die brandende, rietgedekte boerderijen waar het vee levend verbrandde; hun ellende kon je horen. Dat vee is rond de boerderijen begraven, de hele boerengemeenschap werd erdoor ontwricht.
Johanna vertelt dat door de gebeurtenissen tijdens de bevrijding de nieuwe dreiging in de jaren 60 bij de boerengemeenschap harder in greep. Men wist immers welke impact een oorlog heeft en wat een ramp het is. In 1961 woonden de getroffen boerengezinnen nog steeds in noodgebouwen zonder kelder, hun leefsysteem was aangetast. Mijn ouders hadden een voor die tijd vrij groot bedrijf dat niet door de oorlog was verwoest, met een kelder eronder. In die kelder was het veilig en er lag altijd voldoende voedsel zoals vlees, groenten en fruit. Een noodrantsoen hebben wij nooit nodig gehad en daarom heb ik dergelijke blikken niet bij ons in huis gezien.
Ik herinner mij vooral de overburen, die 50 meter verderop woonden. De buurvrouw was overspannen door paniek van berichten over de kernoorlog. Elke dag liep ze het stuk tussen ons huis en haar huis, om te meten of ze snel genoeg onze kelder kon bereiken als de bom zou vallen. Ze was manisch, panisch.
De ouders van Johanna waren veel nuchterder: Zij maakten grote problemen klein en zeiden: áls we al in leven zouden blijven na een kernbomexplosie, dan kunnen we ons vee toch niet in de steek laten? Wij zijn verantwoordelijk voor de hele boerderij.
Ze lieten hun leven niet door de dreigende situatie leiden en hebben ons als kinderen daarin meegenomen. Daarom heb ik de rest van mijn leven altijd het gevoel gehad: kijk eerst hoe groot het probleem wordt. Hou de regie in eigen hand en laat je niet beïnvloeden of omver blazen.
Voorbeeld van een blik voor noodrantsoenen
Peter van der Burg weet zich de 12 stuks literblikken voedsel in de voorraadkast van zijn ouderlijk huis nog goed te herinneren. Het waren donkergroene blikken met bruine bonen en erwtensoep. In 1970, toen ik zes jaar oud was, stond het noodrantsoen al bij ons in de voorraadkast. Mijn moeder had vrienden in het leger en kwam waarschijnlijk op die manier aan die blikken
. Toen Peter 12 jaar oud was werd hij nieuwsgierig naar het noodrantsoen, dat nog altijd onaangetast in de voorraadkast stond: De houdbaarheidsdatum was minstens 10 tot 12 jaar en ik begon mij af te vragen of het nog eetbaar was. Konden we het niet een keer openmaken? Mijn moeder werd ook benieuwd, dus toen hebben we een blik geopend en er van gegeten. Het was best lekker. En uiteindelijk was het voor ons ook gewoon een goedkope maaltijd want we hadden het in die tijd niet breed.
Peters moeder was 15 jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, daardoor was zij bekend met de dreiging van een oorlog. Als kind heeft Peter de dreiging van de Koude Oorlog niet zo gevoeld. Er werd op het NOS Journaal veel aandacht besteed aan de Vietnamoorlog, maar dat speelde zich daar af, niet hier.
Peter vertelt dat hij nooit heeft nagedacht over de vraag wat te doen als er voedseltekorten ontstaan. Vroeger woonden wij vierhoog zonder koelkast. Mijn moeder zette alles buiten neer. Op een gegeven moment erfde zij geld en met dat geld werd een koelkast, een telefoon en een televisie aangeschaft. Ik wist niet dat we het misten, tótdat we het hadden. Mijn moeder at en dronk alles wat over datum was, die gewoonte hield ze over uit de oorlog. Het gaf mij als kind een beeld van zuinigheid waar ik weinig van begreep. Daarom heb ik het omgekeerde, ik eet of drink niets dat over de datum is. Zelf heb ik nu geen voedsel- of noodpakket in huis. Ik kan dat nergens kwijt omdat ik klein behuisd ben. En daarnaast voel ik de dreiging nog niet zo erg.

Robert in Zwitserland 
Een noodrantsoen blik voor hagelslag
Doomsday Preppers to the max
Tot drie jaar geleden stond ik eigenlijk nooit stil bij dingen als noodrantsoenen.
Aan het woord is Robert Basmaci, geboren in 1995 (na de Koude Oorlog). Samen met een goede vriend uit Amerika bezocht ik het Anne Frank huis in Amsterdam. Daar realiseerde ik mij dat we in een bepaald comfort leven en dat het juist nu tijd is onszelf te behoeden voor een situatie waarin geen voedsel voorhanden is. Het is een onderwerp dat nu best veel in het nieuws is en de overheid roept op een noodpakket voor 2 of 3 dagen in huis te nemen. Ik sprak daar grappend over met mijn vrouw, want zij is een hamsteraar: bij ons in huis is er altijd een voorraad aan voedsel aanwezig. Mijn vrouw maakt ook veel zelf voor de kinderen om geen potjes te hoeven kopen. Dat eten slaat ze op in de vriezer. Maar ik denk wel eens, wat als de stroom uitvalt?
Robert kijkt naar de inhoud van een oud noodrantsoen uit 1961. Ik moet er heel erg om lachen dat een blik hagelslag in die tijd onderdeel uitmaakte van een noodrantsoen, dat lijkt me wel wat. Maar zo’n noodpakket is natuurlijk niet geschikt voor onze baby. Zo moet je zelf bijvoorbeeld lang houdbare melkpoeder aan het noodrantsoen toevoegen.
Het praten over noodpakketten roept bij Robert beelden op van de Tweede Wereldoorlog met noodradio’s en radio-uitzendingen vanuit Engeland door de koninklijke familie. Of van Zwitserland waar ik een half jaar gestudeerd heb. De Zwitsers zijn Doomsday Preppers to the max! Zo hebben ze voldoende schuilkelders voor alle inwoners, leren ze erover op school, is militaire dienstplicht voor mannen verplicht en hebben alle huishoudens een protocol gekregen waarin onder andere staat wat je als noodpakket in huis moet hebben. Recentelijk hoorde ik van iemand over mensen die tijdens de Eerste Wereldoorlog hun eten in kuilen begroeven en later weer naar boven haalden. Dat schijnt best gewerkt te hebben, ook al was er sprake van veel verplaatsing van mensen.
Robert vermoedt dat niemand uit zijn vriendenkring bezig is met het aanleggen van een noodpakket. We kunnen er een goed gesprek met elkaar over voeren, maar vrede lijkt voor ons zo vanzelfsprekend doordat we in zo’n luxe zijn opgegroeid. Zelf ben ik ook geen Doomsday Prepper. Hooguit vraag ik me tegenwoordig af in wat voor wereld ik mijn kinderen laat opgroeien. Ik maak mij dus niet direct zorgen maar ben me wel bewuster. Voor mij is het belangrijk het vertrouwen in de mens niet te verliezen en de juiste dingen te blijven doen.
Over de verhalenreeks ‘Meerstemmige herinneringen aan de Koude Oorlog’
Vergroot uw maatschappelijke weerbaarheid en militaire paraatheid. Dat is de boodschap die het Nederlandse kabinet in december 2024 schreef aan de Tweede Kamer, maatschappelijke partners en burgemeesters. Want, zo schrijven de bewindslieden, nu de internationale veiligheidssituatie verder is verslechterd, is het noodzakelijk de weerbaarheid van de Nederlandse samenleving te verhogen, waarin ook jongeren via training en opleiding beter nadenken over concrete handelingsperspectieven. ‘We willen dat Nederlanders niet alleen een noodpakket samenstellen, maar ook praten met naasten over het onderwerp en een noodplan opstellen’. Inmiddels gaan andere landen ons voor, zoals Finland en Zweden, waar vorig jaar al instructieboekjes in alle brievenbussen belandden ter voorbereiding op een crisis of een oorlog. De een zag het als dreigende taal en heel realistisch. De ander juist als totaal overdreven en bangmakerij.
Gedurende de Koude Oorlog van 1945-1991 bevond Nederland zich in een enigszins vergelijkbare situatie, al was de nucleaire dreiging toen veel groter dan nu. Velen dachten dat de Derde Wereldoorlog op het punt van uitbreken stond. De Russen stonden te trappelen ons massaal aan te vallen, zo werd gedacht. Ook toen nam het Rijk de regie inzake de civiele verdediging. Aan de hand van een verhalenreeks nemen we je mee in de maatregelen die ten tijde van de Koude Oorlog werden genomen. Waarbij we steeds verschillende stemmen aan het woord laten.
Dit verhaal is geschreven door Grethe van Geffen en Nynke van der Brug.