Vier eeuwenoude kanonnen kwamen in 1960 uit Indonesië naar Nederland, als onderdeel van de zogeheten Landsverzameling. De Nederlandse vertegenwoordiging in Jakarta moest sluiten vanwege de gespannen politieke situatie en stuurde in haast zo veel mogelijk archieven en objecten naar Nederland. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) vroeg twee onderzoekers met Indonesische achtergrond – de een in Nederland en de ander in Indonesië – herkomstonderzoek te doen.

Bij wijze van proef liet de RCE de herkomst van zes objecten uit de collectie onderzoeken die afkomstig zijn uit een koloniale context. Elk object heeft een eigen geschiedenis en vraagt om een unieke benadering. Daarom werden verschillende specialisten(duo’s) ingeschakeld. Deze blogreeks volgt hun aanpak en bevindingen.

Beeld: RCE

Vier lantaka’s, 17e-18e eeuw, inv.nrs. AB32-33-34-35. Brons, lengte 74-104 cm, breedte 8-11,5 cm, Rijkscollectie RCE. Herkomstgeschiedenis: Indonesië […onbekend…]; Landsverzameling Jakarta (Batavia); 1960 verplaatst naar Nederland, RCE (en voorgangers).

De Directie Verre Oosten (DIRVO) bracht tussen 1950 en 1970 de ‘Landsverzameling’ naar Nederland: de voorwerpen die in koloniale regeringsgebouwen een plaats hadden. Helaas is deze haastige aftocht uit Jakarta (via Singapore) slecht gedocumenteerd. Over de vier kanonnen is dan ook niks te vinden in het archief van de ambassade, dat zich nu in Den Haag bevindt bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. De tweehonderd portretten van Gouverneurs-Generaal, die het hart vormen van de Landsverzameling, zijn sindsdien wel uitvoerig onderzocht en beschreven. Over de categorie ‘overig’ – meubels, beelden, gebruiksvoorwerpen – is niet veel bekend.

Vier ‘kanons’

Dit onderzoek betreft vier kanonnen die aan boord van een schip werden gebruikt (in maritieme kringen ‘kanons’ genoemd). De enige informatie die de onderzoekers ter beschikking hadden, was wat op de oude inventariskaarten van de RCE staat:

Kon. Ned. Leger en Wapen Mus, ‘Generaal Hoefer’ te Delft, intr. 1-1-79, waarde f 250-tax 79 (niet duidelijk, geschreven met potlood) en stempel: RBK, BCW, ’86-’87

Beeld: RCE

Inventariskaart AB35, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Onderzoek vanuit twee standplaatsen

Met deze spaarzame informatie moest Hasti Tarekat Dipowijoyo het doen, toen zij in 2021 begon aan het herkomstonderzoek naar de vier bronzen kanonnen. Hasti Tarekat is erfgoedspecialist. Vanwege haar enorme netwerk was zij aanvankelijk benaderd om specialisten te vinden die in Nederland en Indonesië onderzoek konden doen. Uiteindelijk vroeg de RCE haar om zelf het onderzoek aan Nederlandse zijde uit te voeren.

Beeld: © Nurachman Iriyanto

Nurachman Iriyanto doet archiefonderzoek in Seminari Tinggi Hati Kudus Pineleng, Noord-Sulawesi, juli 2021

Haar evenknie in Indonesië werd Nurachman Iriyanto. Hij is archeoloog en sinds 2003 als universitair docent Geschiedenis verbonden aan de Khairun Universiteit van Ternate. De twee onderzoekers spraken met elkaar Bahasa en digitaal overleg met de projectleider van de RCE ging in het Engels.

De twee onderzoekers bewandelden vanuit de verschillende standplaatsen ieder hun eigen pad. Hasti Tarekat kon de objecten in het echt bekijken in het CollectieCentrum Nederland (CCNL) in Amersfoort en gebruikmaken van digitale archieven en experts in Nederland. Pauljac Verhoeven, hoofd van Museum Bronbeek en specialist in artillerie uit Japan en Indonesië, was een belangrijke bron. Nurachman Iriyanto baseerde zich op literatuur, bijvoorbeeld publicaties over antieke kanonnen die waren verschenen bij een tentoonstelling in het Nationaal Museum in Jakarta (1985). Ook gebruikte hij onderzoeksverslagen zoals het Cannon Rescue Report (2018) en het Banda Naira Rescue Report (2020), allebei van het Institute for Preservation of Cultural Heritage Maluku Utara in Ternate. Hij bezocht locaties waar vergelijkbare kanonnen te zien zijn en raadpleegde archieven ter plaatse. Helaas waren de militaire archieven en het Nationaal Archief (Arsip Nasional) op Java ten tijde van het onderzoek niet toegankelijk in verband met de COVID-pandemie. Bij een verder onderzoek is hier misschien nog meer informatie te vinden.

Bij hun zoektocht naar vergelijkbare kanonnen kwamen de twee onderzoekers uit bij andere collecties. Hasti Tarekat trof voorbeelden van dit type kanon aan in het Rijksmuseum (enkele exemplaren) en Museum Bronbeek (zeker 100). Nurachman Iriyanto raadpleegde de omvangrijke collectie van het Nationaal Museum in Jakarta (98 stuks). Maar hij ontdekte twee kanonnen bij de Kedaton Sultan, het paleis van de sultan van Ternate, en twee op Zuid-Sulawesi.

Hoogwaardige kanonnen

De twee onderzoekers verdiepten zich ieder in de geschiedenis van het kanon in Azië: na de uitvinding van het buskruit in China, nog voor onze jaartelling, werd het al gauw toegepast in artillerie. In de 13de eeuw introduceerden de Mongolen vuurwapens in Nusantara, het eilandengebied tussen Zuidoost-Azië en Australië. Hieruit ontstonden plaatselijke varianten, zoals het draaibare cetbang-kanon op Java (een achterlader) of de voorlader lela/lila in Maleisië. Daarnaast is er een model dat lantaka of rentaka wordt genoemd. Dit is een klein voorlaadkanon dat kan draaien op een pen, waardoor het zeer bruikbaar was op schepen.

Toen de Europeanen in dit gebied kwamen, troffen ze dus kwalitatief hoogwaardige kanonnen aan. Deze probeerden ze eerst buit te maken en later lieten ze de kanonnen ook zelf vervaardigen. De eerste Nederlandse handelsschepen arriveerden in 1596 in Indonesië en in 1603 vestigde de VOC zich in Ternate, Banda en de Java-eilanden. Batavia werd het administratief centrum, tot in 1798 de VOC werd ontbonden. Daarna nam de Nederlandse staat de macht over in Nederlands-Indië.

Lantaka’s werden niet alleen gebruikt als wapens, maar ook om bijzondere gebeurtenissen te vieren of boodschappen door te geven. Verder waren het statussymbolen, die geld en macht vertegenwoordigden, en daardoor hadden ze ook waarde als ruil- of betaalmiddel. Nederlandse handelaren gebruikten lantaka’s in de specerijen- en porseleinhandel maar ook als losgeld voor piraten. Lantaka’s zijn vaak versierd met banden en patronen of decoratieve elementen zoals cartouches of handvatten in de vorm van een dolfijn.

De vier kanonnen in de RCE-collectie zijn alle van het lantaka-type, want ze kunnen 360 graden draaien en zijn klein (niet veel langer dan een meter). Ze zijn vermoedelijk vervaardigd in de 17de of 18de eeuw in Indonesië. Misschien op Java, waar lantaka’s met vergelijkbare decoratie vandaan komen. De kanonnen AB32, AB33, AB34 en AB35 zijn tussen de 74-104 centimeter lang en 8-11,5 centimeter breed. De kanonnen hebben een achthoekige tromp (voorzijde), maar zijn allemaal net anders: AB34 is rond, terwijl de andere grotendeels achthoekig zijn en soms versierd met V-vormige patronen. Op A33 en A34 staan cartouches en A35 heeft een handvat. Alle kanonnen zijn voorladers en hebben een pen, de ‘mik’, waarop zij kunnen draaien.

Beeld: © Eveline Sint Nicolaas

Afbeelding uit: Eveline Sint Nicolaas, Drie ‘Indische kanonnen’ en hun geschiedenis, Bulletin van het Rijksmuseum, 55(2007)1, p. 43

Van Indonesië naar Nederland

Tot zover de historische achtergrond, die leidt tot de definitie van het type kanon en de vermoedelijke plaats van vervaardiging. De veronderstelling is dat de lantaka’s in Jakarta zijn gekocht op de antiekmarkt of bij een antiekhandel. Nurachman Iriyanto stelt vast dat zij in ieder geval niet zijn ontvreemd uit het Nationaal Museum in Jakarta.

Wat gebeurde er met de kanonnen toen zij eenmaal met de Landsverzameling in Nederland waren aangekomen? Daarover is iets te vinden op de RCE-inventariskaarten. Het is tijd om de eerder aangehaalde cryptische omschrijving te ontcijferen. Conservator Eric Domela Nieuwenhuis hielp Hasti Tarekat daarmee:

Kon. Ned. Leger en Wapen Mus, ‘Generaal Hoefer’ te Delft, intr. 1-1-79, waarde f 250-tax 79 en stempel: RBK BCW ’86-’87

Het eerste deel van de tekst vertelt dat de vier kanonnen zijn uitgeleend aan het Legermuseum in Delft (Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum ‘Generaal Hoefer’) in 1979. De kanonnen waren daar te zien van 1 mei 1979 tot 8 januari 1988. In de bruikleenovereenkomsten die bewaard zijn bij de RCE werden de kanonnen door het Legermuseum lantaka’s genoemd. Bij deze gelegenheid werd de verzekerde waarde ingeschat op 250 gulden per kanon (taxatie 1979). Later is het bedrag, vanwege de omschakeling naar euro’s, veranderd in 113 (euro). Omdat de kanonnen sindsdien niet meer zijn uitgeleend, is dat bedrag nooit bijgesteld. De handgeschreven aantekeningen zijn waarschijnlijk van een medewerker van een voorloper van de RCE, de Dienst Verspreide Rijkscollecties (DVR).

In 1988 kwamen de lantaka’s weer terug bij de (toen) Rijksdienst Beeldende Kunst.

  1. Een bladzijde met daarop het getypte bewijs van overdracht.
    Bewijs van overdracht.
  2. Een bladzijde met daarop getypte informatie.
    Lijst van overdracht.

De opvolger van de DVR was de Rijksdienst Beeldende Kunst (RBK). Het stempel ‘RBK BCW ’86-’87’ betekent dat in 1986-1987 de kanonnen zijn geclassificeerd als ‘Bijzondere Culturele Waarde’ (BCW), wat betekent dat de RBK ze wilde behouden – dit in tegenstelling tot de categorie ‘Culturele Waarde’ (CW), waar de RBK (en zijn rechtsopvolgers) inmiddels afstand van heeft gedaan. Na 1988 zijn de kanonnen niet meer uitgeleend of getoond.

Doordat zij vanuit twee standplaatsen werkten, boorden zij verschillende bronnen aan en zochten zij in andere collecties.

Conclusie

Het onderzoek van Hasti Tarekat en Nurachman Iriyanto is vooral gebaseerd op uiterlijke kenmerken en historische context uit archieven en literatuur. Al hebben zij de precieze herkomst van de vier kanonnen niet kunnen achterhalen, hun onderzoek leverde wel nieuwe inzichten op. Zij bundelden hun kennis over het type wapen, met een veel nauwkeuriger beschrijving van de vier objecten als resultaat. Doordat zij vanuit twee standplaatsen werkten, boorden zij verschillende bronnen aan en zochten zij in andere collecties. Nurachman Iriyanto kon uitsluiten dat de kanonnen gestolen waren uit het Nationaal Museum in Jakarta. Hasti Tarekat volgde het spoor van de kanonnen in Nederland.

Er zijn diverse ‘haakjes’ voor nader onderzoek, bijvoorbeeld in de destijds gesloten Indonesische archieven. En bij een breder onderzoek naar dit type kanonnen zou een analyse van het materiaal misschien de precieze herkomst kunnen aantonen. Onderzoeker Hasti Tarekat wijst op het belang om internationale afspraken te maken over de terminologie, die vaak lokaal is. Zij pleit in haar verslag dan ook voor een brede, internationale aanpak bij dit soort herkomstonderzoek.

Neem voor vragen over dit onderzoek contact op met Hanna Pennock, senior adviseur koloniale collecties.

Lees ook de andere Herkomstverhalen.