Ruimte voor steden en erfgoed

Steden zijn broedplaatsen van innovatie en creativiteit. Dat is altijd al zo geweest. Zo veel mensen, dicht op elkaar, samen aan het werk.
Dat is een speciale dynamiek. Het leeft. Het heeft een ziel, gemaakt van verleden, heden en wat de toekomst ons brengt. Hoe kunnen we met de ervaringen van toen en de kennis van nu onze steden een prachtige toekomst geven? Hoe behoud je de ziel terwijl er zo veel kan veranderen?

We staan op een bijzondere plek namelijk het Smitsvestje, onderdeel van de vesting van Coehoorn. Dit Smitsvestje wordt straks onderdeel van de nieuwbouwwijk de Nieuwe Vesting. Het is zo dat de historische context opgepakt is om de wijk meer kwaliteit te geven. Je kunt een gebied vol zetten met woningen zonder dat daar een bepaald stramien onder ligt.

Wij hebben gemeend die oude vesting terug te halen. Het verbaasde ons toen we daar gingen kijken dat alles wat daar onder de grond zat voor een groot deel aanwezig was. Grote, hoge muren, van soms wel zeven meter diepte, waren nog aanwezig. Dat hebben we waar ze nog zaten, opgepakt en weer teruggehaald en daar is onder andere deze muur, het Smitsvestje, een resultaat van.

De basis van de Scheldevesting is eigenlijk ontstaan toen het gebied braak lag en dat wij dachten: Hoe kunnen we dit nu het best oppakken?
Er waren wat voorzichtige idee‘n om vestingsrelicten terug te halen. Dat wisten we door bodemonderzoek, maar om er echt met zÕn allen een keuze in te maken, een bepaalde richting in te cre‘ren, hebben we dat gedaan met plaatselijke groepen, maar ook met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Gezamenlijk hebben we deze keuzes gemaakt om te kijken of dat vestingsgebeuren van de stad weer een basis kan worden voor een nieuwe wijk, voor nieuwe bewoners, voor iedereen die hier graag wilde wonen.

Een van de restanten uit de periode van de suikerindustrie is de grote, gemetselde schoorsteen die hier nog staat in dit gebied.
Bergen op Zoom was in die tijd echt grootproducent van alcohol maar ook spiritus werd hier gefabriceerd.
Gezien het feit dat de bovenste veertien meter niet goed meer waren eigenlijk afgebroken moesten worden en gerestaureerd heeft men besloten dat restaureren niet te doen, maar deze veertien meter eraf te laten en daar een heel eigentijdse staalconstructie op te zetten die met name in de avonduren vol verlicht is met een lichtblauwe kleur, de kleur van spiritus.

We staan op de Waterschans, hier op dit bastion. Het mooie van dit gebied is dat dit de entree was het Havenkanaal naar de haven toe, vanuit de Oosterschelde, de zee.
Dit gebied heeft altijd een militaire bestemming gehad. Vanaf 1584 is hier een fort geweest op de Kop van 't Hoofd. Die militaire bestemming is gewijzigd in de jaren 1880 en daarna.
Toen is er een visserijbestemming op gekomen, heeft men hier oesters gekweekt, en kreeften. Vervolgens kwam er een bacterie in het bekken van de Oosterschelde en is de oesterkwekerij ter ziele gegaan en kwamen de ijzergieterijen die nu gebruikt worden door een jachtbouwer.

We hebben geprobeerd de verandering van het fort in de drie verschillende gebruiken uit te beelden. We zien hier het militaire gedeelte
met de buitendijk en het fort waarbij de borstweringen in beeld zijn gebracht van de buitenverdediging met het zicht op de Oosterschelde.
Vervolgens hebben we de waterpartijen ingericht zoals de oesterputten vroeger waren.
We hebben ook de hallen van de ijzergieterijen bewaard gehouden zodat we ook dat deel van de geschiedenis van dit gebied kunnen laten zien.

Steden hebben het vermogen zich aan te passen aan de veranderende omstandigheden. Dat is niks nieuws. En je kunt de ziel van de stad soms behouden door bestaande lijntjes door te trekken, door te
vernieuwen binnen de authentieke contouren als fundament voor een nieuw stadsdeel. Je bouwt letterlijk door op de geschiedenis van een stad. En door bijvoorbeeld hergebruik van cultureel industrieel erfgoed geef je ook andere delen van het verleden een nieuwe kans, zowel functioneel als esthetisch.

We staan hier op vijftig meter hoogte boven op de Grijze Silo in Deventer, een landmark voor Deventer. Ook als je vanaf de A1 komt rijden,
dan zie je 'm boven alles uit steken. Dit was vroeger een silo waar graan
en veevoeder gelost werd vanuit de schepen en getransporteerd werd naar de vrachtwagens die het vervolgens verder brachten.
Dit is eigenlijk een heel mooi voorbeeld van hoe het Havenkwartier hier in Deventer veranderd is van industrieel gebied naar een gebied waar eigenlijk van alles mogelijk is, wonen en werken.

Eind jaren 90 bleek dat dit gebied aandacht nodig had. Het college heeft toen gekozen voor het Vlaamse model waarbij eigenlijk per kavel, per pand gekeken wordt van: Willen we dit houden, zoals bijvoorbeeld de Grijze Silo waar we nu staan of willen we dit, nou ja, slopen en daar iets nieuws neerzetten?

Waar we vooral trots op zijn, en dat krijgen we ook heel veel terug, is dat dit pand weer een nieuwe rol heeft gekregen in de voedselketen. Waar het een productiebedrijf was waar het gaat om verwerking van graan en andere bestanddelen van mengvoeders is het nu een fantastisch restaurant geworden.
Wat we hier hebben, is een mengeling qua culturen. Dat zijn allemaal verschillende keukens. En wat ontzettend leuk is. is dat je ziet dat het publiek ook een mengeling is van allerlei doelgroepen. Daardoor leeft het heel erg en heb je heel veel beleving in de foodhal zoals we die hier hebben neergezet.

Hoe de stad van morgen eruitziet? Dat bepalen we samen, kijkend naar en lerend van het verleden. Soms houdt een stadsdeel haar eigenheid door bestaande panden juist een nieuwe bestemming te geven.
Oude industrie‘n kunnen zo transformeren tot nieuwe, karaktervolle woongebieden.
Er moet en zal altijd ruimte en geld zijn voor vernieuwing. Innovatie en creatieve nieuwbouw horen bij het stadse karakter. Zo is de stad ook geworden tot wat ze nu is. En zo zullen onze steden altijd in beweging blijven. Door ook het verleden daarbij te betrekken, kunnen we dat nog beter doen.